Laura Peeters

Nederlandse samenvatting |137 7 DMD rompbewegingen gebruiken om te compenseren voor verminderde arm functie. Onze hypothese was dat het gebruik van compenserende rompbewegingen afhankelijk was van taak moeilijkheid en het ziektestadium, en dat het gerelateerd was aan een verhoogde rugspieractiviteit. Zeventien jongens met DMD hebben deelgenomen aan dit onderzoek en de resultaten zijn vergeleken met de 25 gezonde controles (GC) die ook beschreven waren in hoofdstuk 3. Zoals verwacht vonden we een significante toename van de rompbeweging in het frontale en/of sagittale vlak bij DMD patiënten bij het uitvoeren van alle dagelijkse taken vergeleken met GC. Echter was de rompbeweging niet significant hoger bij moeilijkere taken (zwaardere objecten) of later ziektestadium (Brooke schaal). Genormaliseerde spieractiviteit was significant hoger in patiënten met DMD in vergelijking met GC voor alle taken en alle spieren. Gemiddeld was de genormaliseerde spieractiviteit twee keer zo hoog voor de rugspieren en vier keer zo hoog voor de buikspieren. Deze verhoogde spieractiviteit kan leiden tot vermoeidheid en overbelasting. De genormaliseerde spieractiviteit nam toe totdat een taak niet meer uitgevoerd kon worden. Dit geeft aan dat de rugspier functie mogelijk een belangrijkere rol speelt dan van te voren gedacht, en dat de arm functie mogelijk niet de enige limiterende factor is voor het kunnen uitvoeren van dagelijkse taken. Bovendien waren de romp en schouder gewrichtskoppels significant lager (respectievelijk 52% en 63% lager) in DMD patiënten vergeleken met GC, net zoals het maximale actieve bewegingsbereik van de romp in alle bewegingsrichtingen. Gewrichtskoppels waren al verminderd in een vroeg ziektestadium. Concluderend, als gevolg van de toegenomen (compenserende) rompbewegingen, nemen de eisen aan de rompspieren ook toe bij patiënten met DMD, en dit wordt ook nog eens versterkt door spierzwakte in romp. Daarom moeten clinici de toegenomen belasting op de rompspieren mee nemen bij het beoordelen van de algemene functie en bij het ontwerpen van interventies, zoals zitaanpassingen en fysieke training. Maar als het ondersteunen van de romp het maken van (compenserende) rompbewegingen beperkt, leidt dit waarschijnlijk tot beperkingen in het zelfstandig uitvoeren van dagelijkse taken, en kan bovendien de spierafname versnellen als gevolg van het niet gebruiken van de spieren. Het doel van hoofdstuk 5 was om rompfunctie te onderzoeken in patiënten met SMA type 2 en 3 tijdens het uitvoeren van dagelijkse arm taken in zittende positie. Zeventien patiënten met SMA hebben deelgenomen en we hebben de resultaten vergeleken met de gezonde controles boven de 12 jaar (n=15, een subgroep van de deelnemers beschreven in hoofdstuk 3), omdat het merendeel van de SMA deelnemers volwassen was. We hadden verwacht vergelijkbare resultaten te vinden als bij de DMD patiënten omdat de spierzwakte patronen vaak beschreven staan als vergelijkbaar. Echter was de rompbeweging bij SMA patiënten niet verschillend van GC tijdens het uitvoeren van dagelijkse taken. Dus SMA patiënten gebruikten geen compenserende rompbewegingen tijdens het uitvoeren van dagelijkse taken,

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw