Laura Peeters

138 | Chapter 7 terwijl de genormaliseerde deltoideus activiteit in alle taken dicht bij de 100% MVIC lag. De genormaliseerde spieractiviteit was significant hoger in alle spieren bij patiënten met SMA. De gemiddelde genormaliseerde spieractiviteit was bijna twee keer zo hoog voor de rugspieren en vier keer zo hoog voor de buikspieren. Dit suggereert dat SMA patiënten hoge percentages van de rompspiercapaciteit gebruiken om stabiliteit te behouden als ze dagelijkse arm taken uitvoeren. In overeenstemming met deze bevindingen, vonden we een verminderd actief maximaal bewegingsbereik van de romp in alle bewegingsrichtingen vergeleken met GC, maar met vergelijkbare percentages van de maximale spiercapaciteit voor de spieren die tegen de zwaartekracht in werken. Dus vergelijkbare spierinspanning resulteert in minder beweging bij SMA patiënten. Dit is niet verrassend omdat de capaciteit om spierkracht te genereren verminderd is als gevolg van het verlies van motorneuronen. Een verminderde maximale spiercapaciteit was ook zichtbaar in het significant lagere romp en schouder gewrichtskoppel bij patiënten met SMA in vergelijk met GC. Daarom moeten clinici ook bij deze doelgroep, net zoals bij DMD, rekening houden met de romp functie bij het beoordelen van algemene functie en voor het ontwerpen van interventies. De verhoogde spierinspanning die nodig is voor het uitvoeren van dagelijkse taken kan namelijk leiden tot vermoeidheid en overbelasting. Zoals ook hierboven beschreven, is het belangrijk dat men in gedachten houdt dat het beperken van de rompbeweging kan resulteren in beperkingen bij het zelfstandig uitvoeren van dagelijkse taken, en kan spierafname versnellen door het niet gebruiken van de spieren.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw