Els van Meijel
141 Samenvatting | Chapter 9 vervolgonderzoek op T2. Als zij wel hadden deelgenomen zou de prevalentie op T2 waarschijnlijk hoger zijn geweest. We onderzochten ook het verband tussen een aantal ouder- en kindfactoren en de ernst van de PTSS bij de ouders. Er bleek een significant verband te zijn tussen acute stress bij de ouders en PTSS bij de ouders op T1 en T2. Ook was er een significant verband tussen de opnameduur van het kind (meer dan 1 dag) en PTSS op T1 en tussen blijvende lichamelijke beperkingen bij het kind en PTSS op T2. Om de negatieve gevolgen voor ouders te voorkomen wordt aanbevolen om ouders die risico lopen op PTSS tijdig te identificeren, ze te volgen en ze behandeling aan te bieden zodra dat geïndiceerd is. Extra aandacht is nodig voor ouders met acute stress symptomen en ouders van kinderen met blijvende lichamelijke beperkingen. Er is meer onderzoek nodig ter bevestiging van de prevalentie van PTSS op de lange termijn, de rol van de factoren die verband houden met de ernst van PTSS en hun mogelijke interactie. Posttraumatische stress bij jonge kinderen na een ongeluk In Hoofdstuk 6 worden de resultaten beschreven van een exploratief onderzoek naar de algoritmes voor posttraumatische stressreacties bij kinderen tot 8 jaar die gewond zijn geraakt bij een ongeluk. Het DSM-5 algoritme voor PTSD bij kinderen van 6 jaar en jonger en het alternatieve algoritme van Scheeringa (PTSD-AA) waren allebei bedoeld om posttraumatische stress ontwikkelingssensitiever te meten dan het DSM-IV algoritme. In dit onderzoek zijn de drie algoritmes gelijktijdig vergeleken en hebben we diagnostische uitkomsten ervan onderzocht in jonge kinderen die een ongeluk meegemaakt hadden. Bij ouders van 98 kinderen (0 t/m 7 jaar) die betrokken waren bij een ongeluk tussen 2006 en 2012 werd telefonisch een semigestructureerd interview afgenomen om de posttraumatische stress symptomen van de kinderen te bepalen. Bij 9 kinderen (9,2%) werden substantiële posttraumatische stress symptomen vastgesteld. Van deze 9 kinderen voldeden er 2 aan alle drie de algoritmes, 7 voldeden zowel aan het DSM-5 algoritme als aan het PTSD-AA algoritme en 2 voldeden aan geen van de subtypes volledig (subsyndromale PTSD). Voor jonge kinderen blijken het DSM-5 algoritme voor jonge kinderen en het PTSD-AA algoritme beter geschikt dan het DSM-IV algoritme. Desalniettemin zouden professionals zich er bewust van moeten blijven dat sommige kinderen met subsyndromale PTSD die behandeling nodig hebben, niet als zodanig herkend worden.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0