219 Nederlandse Samenvatting Ten slotte, om divergente validiteit vast te stellen, heb ik onderzocht of PVM kan worden gecontrasteerd met gedrag dat reactiever en minder doelgericht van aard is. De bevindingen van het nomologische netwerk in Hoofdstuk 2 toonden inderdaad aan dat er zwakke of niet-bestaande relaties waren tussen PVM en het verlagen van belemmerende taakeisen, evenals gedrag dat vooral gericht is op herstel na inspanning, of zelfs het onttrekken aan werk, zoals psychologische onthechting van het werk. Mensen kunnen zich bezighouden met herstel-achtige activiteiten – bijvoorbeeld hobby’s na het werk of koffiepauzes op het werk – als onderdeel van een routine of gewoonte, als reactie op fysiologische triggers, omdat ze weinig te doen hebben, omdat ze niet zich goed voelen, omdat ze het werk niet leuk vinden, of om zichzelf te belonen (Bosch & Sonnentag, 2019). Hoewel het verminderen van belemmerende taakeisen en het herstellen na (periodes van) werk de belasting kan tegengaan en daarmee het welzijn kan beschermen, toont onderzoek aan dat het niet of nauwelijks gerelateerd is aan beter functioneren. Daarbij kan het met name op de lange termijn soms ‘too little too late’ zijn. Het is van cruciaal belang om spanning of lege energiereserves voor te blijven, en PVM houdt in dat men zich voorbereidt op wat komen gaat in plaats van te herstellen van – of te reageren op – wat was. Zoals aangetoond in dit proefschrift kunnen mensen, door middel van PVM, dus tijdiger en effectiever handelen om het risico op mogelijke fysieke en mentale gezondheidsproblemen te verminderen. Onderzoeksvraag 2: Welke processen worden door PVM in gang gezet en wat zijn de uitkomsten hiervan? De onderzoeksbevindingen die in dit proefschrift worden gepresenteerd geven over het algemeen aan dat personen die hun vitaliteit voor het werk op proactieve wijze reguleren zich fysiek beter voelen, enthousiaster zijn, en cognitief flexibeler kunnen nadenken. Bovendien hebben ze vaak creatievere ideeën en functioneren ze beter tijdens het werk. Zo laten de bevindingen in Hoofdstuk 2 bijvoorbeeld zien dat PVM verband houdt met betere werkprestaties en creatievere werkprestaties, zowel op persoon- als op dagniveau. Hiernaast presteerden mensen op dagen dat ze PVM gebruikt hadden beter op de Remote Associates Test, die iemands cognitieve vermogen meet om associatief te denken en om nieuwe nuttige combinaties te creëren. Deze bevindingen werden bekrachtigd in een wekelijkse dagboekstudie die wordt beschreven in Hoofdstuk 3, waaruit bleek dat werknemers creatiever presteerden op het werk gedurende weken waarin ze proactief met hun fysieke en mentale energie voor werk aan de slag waren

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw