Sarah Bos

137 A Nederlandse samenvatting Dit laatste wordt ook wel de fibrinolyse (afbraak en opruiming van het stolsel) genoemd. Elk genoemd onderdeel heeft eigen testen om dit goed weer te geven. Een groot deel van de gemeten stoffen worden in de lever aangemaakt. Het is dan ook goed te begrijpen dat bij patiënten met cirrose de testen andere uitslagen geven dan bij gezonde mensen. We weten nu sinds enige tijd dat zowel de stoffen die nodig zijn om de hemostase aan te jagen maar ook de stoffen om deze af te remmen in mindere mate aanwezig zijn. Aangezien deze allemaal verlaagd zijn is er een nieuwe balans die echter wel kwetsbaar is en bij bijkomende ziekte gemakkelijk kan leiden tot een verandering in de hemostase met als gevolg een bloeding of trombose. In hoofdstuk twee blijkt dat ongeacht de oorzaak van de cirrose alle patiënten vergelijkbare veranderingen hadden in hun hemostase op primair, secundair en tertiair niveau. Het is dan nog goed om te benoemen dat alle patiënten een milde mate van cirrose hadden. Het is namelijk zo dat als de mate van cirrose toeneemt of deze meer complicaties geeft aan andere organen (decompenseert) de afwijkingen in de hemostase meer uitgesproken worden. Met dit onderzoek kunnen we alleen wat zeggen over groep patiënten met een matige cirrose. Gezien de grotere kans op trombose bij de groep patiënten met cirrose hebben we in hoofdstuk 3 beoordeeld in welke mate verschillende antistollingsmiddelen, namelijk low-molecular weight heparin (LMWH), dabigatran en apixaban, inwerken op de hemostase van deze patiënten. De behandeling voor trombose is van oudsher met vitamine K antagonisten (VKA) via de trombosedienst. Ruim tien jaar terug zijn er nieuwe antistollingsmiddelen op de markt gekomen, de directe trombine remmers en de Xa antagonisten (DOAC’s). Deze groep heeft als voordeel dat ze niet in het bloed gecontroleerd hoeven te worden zoals de VKA’s en nog wel oraal toe te dienen zijn in tegenstelling tot de LMWH die middels een onderhuidse injectie moeten worden gegeven. In de eerste grote studies met DOAC’s zijn echter alle lever patienten geëxcludeerd vanwege de fragiele stollingsbalans en de mogelijke veranderde werking van de medicijnen. Er is weinig literatuur over de effecten van DOAC’s op de hemostase bij patienten met cirrose. In het onderzoek van hoofdstuk 3 hebben we bloed van patiënten met NASH cirrose en ASH cirrose in vergelijking met obese en slanke controles onderzocht. De eerdere genoemde medicamenten zijn aan het bloed toegevoegd en we hebben nadien een trombose generatie test verricht. Dit is een test waarin wordt beoordeeld in welke mate het bloed nog in staat is om een stolsel aan te maken. Uit deze test kwam naar voren dat patiënten met NASH en ASH op dezelfde wijze reageerden op de nieuwe en oude antistollingsmiddelen. De Xa-remmer apixaban gaf ook vergelijkbare waarden tussen NASH patiënten en obese controles. De andere medicijnen waren niet vergelijkbaar met patiënten en controles.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0