Sarah Bos

138 APPENDICES Zoals eerder al aangegeven is het ook de vraag of de antistollingsmedicatie bij patiënten met cirrose op dezelfde wijze door het lichaam wordt verwerkt. Hierom hebben we in hoofdstuk 4 gekeken hoe 1 van de Xa-remmers, edoxaban, na 7 dagen behandeling verwerkt wordt door het lichaam van cirrose patiënten vergeleken met gezonde controles. Alle patiënten kregen de volle therapeutische dosering van 60 mg eenmaal daags. De groep bestond uit 16 patiënten met cirrose waarvan de meeste milde ziekte hadden en 1 matig ernstig ziekte had. Dit wordt ook wel weergegeven met de Child Pugh score, die in mate van ernst van A tot en met C loopt. Om te kijken hoe het medicijn zich gedroeg hebben we op meerdere momenten bloed afgenomen en verschillende stollings- en medicatie concentratie testen gedaan. Deze afnames gebeurden op dag 1, 3 en 7. Voor de start van het onderzoek hadden de patiënten een sterkere stollingsneiging (gemeten met trombose generatie) in vergelijking met de gezonde controles. Op dag 1, 3 en 7 was de stollinsneiging van beide groepen zoals verwacht, afgenomen. Bij de patiënten groep was de remming op de stolling duidelijk minder sterk dan bij de gezonde controles. Hierbij viel op dat de edoxaban concentratie in het bloed wel gelijk was bij beide groepen. Dus dan hebben we ondanks een zelfde gemeten aanwezigheid van het medicijn wel een minder krachtige uitwerking op de stolling in de patiënten groep. Of deze gegevens ook direct vertalen naar een hoger trombose risico dan wel aanpassingen in dosering noodzakelijk zijn, moet verder worden uitgezicht. In hoofdstuk 5 is een overzicht gegeven van de op dit moment beschikbare lit- eratuur over veranderde stolling rondom hepato-pancreatico-biliaire chirurgie (HPB-chirurgie). HPB-chirurgie is geassocieerd met een substantieel risico op bloedingen en trombotische complicaties. Gezien de lever een centrale rol heeft in de hemostase is het niet verassend dat er verschillende veranderingen optreden in de hemostase rondom HPB-chirurgie. Bloedingen tijdens leverchirurgie komen voornamelijk door chirurgische en anatomische factoren, echter speelt de hemostase zeker ook een rol. Zo is dit ook het geval bij levertransplantatie. Hier speelt echter ook nog mee dat patiënten met cirrose, het merendeel van de groep patiënten die voor levertransplantatie in aanmerking komen, ook een verhoogde bloeddruk in de buik hebben (portale hypertensie). Na de operatie is er een verhoogd risico op een trombosebeen of trombose van een van de bloedvaten in de buik. Het ontstaan van trombose in een van de grote bloedvaten in de buik bij een levertransplantatie kan zeer ernstige gevolgen hebben. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot verlies van functie van de donorlever. Het voorkomen en behandelen van bloedingen en trombose zijn dan ook essentieel in de management van patiënten die dergelijke operaties ondergaan. In de afgelopen 10 jaar zijn er verscheidene studies geweest die

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0