Ben van der Hilst

104 wingswijze biedt om naar scholen als sociale systemen te kijken (zie paragraaf 7.7), biedt het geen onderzoeksmethode om de praktijktheorie verder te brengen. Ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek Zowel de reductionistische be- nadering van het voornoemde correlatie-onderzoek als de responsieve complexiteits- benadering komen dus niet tegemoet aan de eerdergenoemde kwaliteitseisen voor de verrijking van het organisatiemodel. De onderzoeksmethode die wel aan deze kwa- liteitseisen voldoet is die van het ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek (Van Aken, 2011) . In een langdurige aanloop naar het onderhavige onderzoek (hoofdstuk 4) is een ontwerp gemaakt voor de organisatiestructuur van scholen. In een ontwerp- gericht wetenschappelijk onderzoek gaat dit ontwerpproces verder (verbetering van het organisatiemodel), onder andere door het te testen in de praktijk. En hoewel in het ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek de verklarende validiteit ondergeschikt is aan de pragmatische validiteit van het model (het model werkt), maakt de zoek- tocht naar de verklarende mechanismen deel uit van de onderzoeksmethode. Ook de kwaliteitseisen toepasbaarheid en presentatie van het model zijn gediend met deze onderzoeksmethode omdat bij het vereiste bèta-testen van het organisatiemodel, anderen (schoolleiders) het model zich eigen moeten maken en het model moeten implementeren in hun school. Uiteraard dragen de eigen ervaringen met de TOS ook bij aan het voldoen aan deze kwaliteitscriteria. Ontwerpgericht wetenschappelijk on- derzoek wordt door Van Aken beschouwd als een onderzoeksparadigma, dat geken- merkt wordt door een combinatie van “… typen onderzoeksvragen, geaccepteerde onderzoeksmethoden om die te beantwoorden, geaccepteerde bewijsmiddelen om deze te verantwoorden en de aard van de onderzoeksproducten waarnaar gezocht wordt” (p. 38). Ontwerpgericht onderzoek onderscheidt zich van praktijkgericht onderzoek (van een specifieke praktijk) doordat het zoekt naar generieke kennis ten behoeve van een generiek veldprobleem (Van Aken, 2011). Het sturingsvraagstuk in deze studie is een generiek veldprobleem voor alle sectoren van po t/m hbo. In het ontwerpgericht onderzoek wordt op grond van de diagnose van het op te lossen veldprobleem een ontwerp gemaakt van de oplossing. Typerend voor ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek is dat zo’n ontwerp niet direct is af te leiden uit de diagnose of via deductie uit de theorie, hoewel theorie wel bij kan dragen aan de diagnose en het vinden van een oplossing. Er is ergens een ‘creatieve sprong’ nodig. Het vinden van iets dat nog niet bestaat. Deze creatieve sprong is een educated guess, wat Van Aken ziet als de uitkomst van een proces van abductie: men analyseert nauwkeurig waarnemingen en komt tot een conclusie in de vorm van een propositie. De waarnemingen in hoofdstuk 4 dat ontwikkeling, besluitvorming en uitvoering uit elkaar zijn getrokken in scholen

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0