Ben van der Hilst

151 6 Empirie Teamgericht organiseren 23 projectleiders melden (vaak grote) moeilijkheden met het implementatieproces. Vrijwel al deze ervaren moeilijkheden kunnen door hen gerelateerd worden aan de hand van de analyse van de structuurdeterminanten in hun organisatie. In de hiërar- chische lijn: college van bestuur-directie-sectormanagementteam-opleidingsmana- ger-team-individuele leraar wordt het beleid in alle 23 mbo-scholen vastgesteld in het college van bestuur. Maar de uitvoering van dat beleid wordt niet via deze lijn bewerk- stelligd. Het lijkt erop dat de schoolprojectleiders op willekeurige plaatsen aangrijpen in de lijn, omdat er onduidelijkheid is over de verantwoordelijkheden met betrekking tot het lob-project. De projectleiders slaan de directie en de opleidingsmanagers daarbij vaak over. De opleidingsteams zijn wel in het vizier, maar vaak moeilijk bereikbaar: de opleidingsteams voelen zich niet eigenaar van lob. Daarom richten projectleiders zich veelal op individuele lob-leraren die soms georganiseerd zijn in aparte lob-expert- teams. Als grootste obstakels zien de projectleiders het gebrek aan onderwijskundig leiderschap bij de opleidingsmanagers en het zwakke beleidsvoerende vermogen van de opleidingsteams vanwege het te grote aantal teamleden en onduidelijk gedefini- eerde verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De propositie wordt door de bevindingen ondersteund. P2 In scholen waar de TOS niet is ingevoerd, zijn de teams zwak gedefinieerd qua verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Alle betrokken duo’s constateren dat de opleidingsteams in hun school zwak gedefi- nieerde verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben. Ook in de scholen waar de directie spreekt van resultaatverantwoordelijke of zelfsturende teams (het grootste deel van de 23 scholen) wordt geen enkel kenmerk van de TOS van toepassing geacht door de duo’s. Soms is er wel sprake van collectieve verantwoordelijkheid voor de inrichting van de opleiding, maar is er geen collectieve verantwoordelijkheid gedefini- eerd voor de ontwikkeling van leerlingen. Die verantwoordelijkheid ligt bij een mentor of studieloopbaanbegeleider, die bij meer complexe problematiek bijgestaan wordt door tweedelijns deskundigen. De mentor heeft geen coördinerende bevoegdheden naar de collega’s. Naast de zwak gedefinieerde verantwoordelijkheid en bevoegdheid noemen de duo’s het grote aantal teamleden als obstakel voor het hecht functioneren van het opleidingsteam. Een aantal deelnemers wijst daarbij op een enkele uitzonde- ring in hun organisatie: bij opleidingen met een klein aantal studenten worden soms sterk opererende, kleine opleidingsteams aangetroffen. De propositie wordt door de bevindingen ondersteund.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0