Ben van der Hilst

17 1 Inleiding Teamgericht organiseren “Mijnheer de voorzitter…” In 1982 werk ik op een (montessori)school voor voort- gezet onderwijs. Ik ben naast natuurkundeleraar ook mentor van een van de tweede klassen. Samen met mijn drie collega-mentoren van de andere tweede klassen vor- men we een mentoren-team. Dit team overlegt ongeveer iedere twee weken over de begeleiding van leerlingen en de invulling van de mentorlessen. Dit mentoren-team buigt zich enkele keren over het probleem van de onge- motiveerde tweedeklassers, met name de afhakende jongens, en bedenkt een plan. Drie keer in de week gaan de tweede klassen aan het eind van de schooldag de dag afsluiten met hun mentor gedurende een uur. Daar nemen we de dag door, bespreken problemen, drinken thee en de leerlingen maken alvast een begin met het huiswerk. Het lijkt ons een mooi plan, erg montessoriaans ook. Het zal de binding van de leer- lingen met de school vergroten en de relatie met de mentor intensiveren. We noemen het plan het ‘huiskamerproject’. We werken het plan uit, inclusief de organisatorische consequenties (zo is er enige uitbreiding van onze lessentaak nodig, die wij voor eigen rekening nemen) en gaan ermee naar de schoolleiding. Deze verzoekt ons, conform de protocollen rond besluitvorming in de school, om een nota te schrijven voor de algemene personeelsvergadering. Daar zal besluitvorming plaatsvinden. Ik schrijf een enthousiast stukje. We verheugen ons op de instemming van onze collega’s met ons voorstel. De schoolleiding bereidt de algemene personeelsvergaderingen goed voor. Er zijn duidelijke procedures voor de discussies en de besluitvorming. Maar er worden ook machtspelletjes uitgevochten, facties gevormd en debatstrategieën benut, los van de inhoud. Ieder agendapunt met een voorstel wordt volgens een vast protocol behandeld. Na een korte toelichting door de indiener is het tijd voor de fase van de ‘verhelderende vragen’. Zo ook deze keer. Een leidende opiniemaker van de factie die altijd de schoolleiding opponeert, start meteen: “Mijnheer de voorzitter, mijn enige en belangrijkste verhelderende vraag is: waarom moeten we onze kostbare tijd besteden aan dit soort onbenullige en onbezonnen plannen?” Daarmee is de toon gezet. Vrijwel niemand benut de volgende fase, de inhoudelijke discussie. Velen kijken niet op van hun nakijkwerk. Er kan al snel worden overgegaan tot stemming over het voorstel. De uitslag is zeven stemmen voor, negen tegen bij vijftien onthoudingen, waarmee het voorstel dus verworpen is. Ik fiets na de vergadering naar huis, zeer teleurgesteld en ontsteld dat zo’n goed plan het niet gehaald heeft. En ook boos op het merendeel van de collega’s. Ze deden geen moeite te verbergen dat ze de notitie niet gelezen hadden. De enveloppe met de vergaderstukken, die een week van tevoren verspreid zijn, werd pas ter plaatse door velen opengescheurd. De boosheid wordt ook niet minder als ik me realiseer dat een aantal van de tegenstemmende collega’s niets met het plan van doen zou hebben gehad in de praktijk. Zij geven zelfs geen les in een tweede klas. Maar ja, moet ik ook steeds weer erkennen, het is toch wel democratisch verlopen. Meeste stemmen gelden immers. Het blijft echter knagen. Er klopt iets zeer fundamenteels niet aan de

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0