Ben van der Hilst

194 verandering. Het onderzoeksmateriaal bestaat uit verslagen van de bijeenkomsten, de interviews en panelgesprekken. Bevindingen Bij de analyse van de organisatiestructuur van beide scholen vóór de organisatieverandering blijken de scholen een ingewikkelde en niet-eenduidige organisatiestructuur te hebben. Vooral de positie van de eerste en tweedelijns on- dersteuners (zoals orthopedagogen en logopedisten) is onduidelijk ten opzichte van de vaste groepsleraren. De gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van leraren en ondersteuners voor een leerling is zwak (of niet) gedefinieerd. Leraren zijn alleen ver- antwoordelijk voor de leerlingen in de eigen groep. De onderlinge gesprekken gaan over methodes, inrichting van het gebouw en regelzaken. De schoolleiders geven aan dat door de kleine omvang van de scholen en de intensiteit van het beroep de onder- linge cohesie binnen de schoolteams groot is. Dit werkt volgens hen overigens ook maskerend voor het gebrek aan professionele samenwerking en verdere professione- le ontwikkeling. Bij de invoering van de TOS blijkt de indeling in leerwegeenheden op beide scholen niet eenvoudig. Er spelen verschillende ordeningsprincipes door elkaar: leeftijd, zorgprofiel, leermogelijkheden, intelligentie en in het voortgezet speciaal on- derwijs ook nog de indeling in uitstroomprofielen. Samen met de inzet van boven- genoemde specialisten leidt dit tot een ingewikkelde onderwijsorganisatie met veel arbeidsdeling, waarin het lastig is om een collectieve verantwoordelijkheid van een actor te definiëren terwijl gezien de doelgroep zulks wel wenselijk wordt geacht door de schoolleiders. Met veel puzzelen worden leerwegeenheden en onderwijsteams ge- vormd, waarbij de tweedelijns specialisten als staffunctionarissen gezien worden ten dienste van het onderwijsteam. Na invoering van de TOS wordt op beide scholen door directeuren en team- leiders vrijwel direct een intensieve samenwerking in de onderwijsteams geconsta- teerd, meer onderlinge contacten, ook buiten de teams om en een verhoging van het werkplezier. “Eerst zaten we ook wel bij elkaar, maar dan ging het altijd over regeldin- gen. Nu praten we veel meer over wat er in de groep gebeurt, wat je doet met bepaalde leerlingen. En iedereen doet mee want we zitten maar met een klein groepje bij elkaar” (teamleider). “We bespreken ook nog wel zaken in het gehele team, maar dan gaan we al snel verder met de onderwijsteams en dan is het zo mooi om te zien hoe intensief met elkaar overlegd wordt. Er gebeurt nu zoveel meer en daardoor is het overleg in het gehele team ook veel levendiger” (directeur).

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0