Ben van der Hilst

196 De teamleiders (en directeuren) voelen zich zeer gesteund door de bijeen- komsten van de professionele leergroep. Het leren van elkaars ervaringen en de ver- dieping van de achtergronden van de TOS worden als noodzakelijk ervaren voor het welslagen van het organisatiemodel. Opbrengst voor de scholen Eén jaar na invoering van de onderwijsteams verlaat een van de directeuren de school. Bij de opvolging speelt het teamgecentreerd lei- derschap geen rol. Gemeld wordt dat dit leidt tot het inzakken van de teamstructuur. De andere school meldt na twee jaar dat de teamstructuur nog steeds goed werkt en in belangrijke mate bijgedragen heeft aan de kwaliteitsverbetering van de school (leerlingresultaten). De directeur van deze school is onverminderd enthousiast. Conclusies ten aanzien van de proposities De invoering van onderwijsteams leidt ook op deze so/vso-scholen tot verhoging van professioneel handelen type 2, toevallige professionele ontmoetingen en werkplezier. Er werken drie opwaartse krachten die de teamleider een (pseudo)hiërarchische positie verschaffen ten opzich- te van het team: de eigen behoefte aan een hiërarchische status van de teamleider, het ‘omhoogduwen’ door de overige teamleden en het ‘omhooghalen’ door de school- leider. Dat doet afbreuk aan de collectieve verantwoordelijkheid in het team. Dat leidt tot stagnerende processen in het team. Teamleiders (procesbegeleiders) hebben scholing nodig om deze stagnerende processen om te buigen. In de scholen waar de schoolleider wegvalt, leidt dit direct tot regressie- verschijnselen als de opvolger het teamgecentreerd leiderschap niet toepast. De opvolger bemoeit zich niet met de onderwijsteams en verstevigt de positie van het managementteam ten koste van de onderwijsteams. Ook wordt weer meer via het gehele schoolteam gecommuniceerd met de leraren. De organisatiestructuur neemt weer de traditionele vorm aan. Dit is een ondersteuning van P8, het belang van de rol van de schoolleider. De bevindingen ondersteunen de proposities over de effecten van invoering van de TOS (P4 t/m 9) op eenzelfde wijze als bij de scholen in paragraaf 6.5.2. De opvallendste verandering doet zich ook in deze twee scholen voor bij de (snelle) ver- andering van de manifestatie van professioneel handelen type 2 (P4). Overige conclusies De casus laat zien dat een ingewikkelde onderwijsorganisatie (die ingericht is om ingewikkelde problematiek aan te pakken) het inrichten van een structuur waarin leraren met elkaar dicht rond de leerling samenwerken, bemoeilijkt. Een herbezinning en herontwerp van de organisatiestructuur vraagt dus ook om een herbezinning van de onderwijsorganisatie.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0