Ben van der Hilst

20 Om dit doel te bereiken verkent hoofdstuk 2 de sturingsopgave en de sturingsmoge- lijkheden van de schoolleider. Waarom is deze sturingsopgave ingewikkeld? Welke stu- ringsmogelijkheden benutten schoolleiders op dit moment om de sturingsopgave het hoofd te bieden en in welke context doen zij dit? De organisatiestructuur van scholen komt aan bod in hoofdstuk 3: hoe kan de organisatiestructuur van scholen beschreven worden? De geïsoleerd optredende leraar wordt gezien als een belangrijk obstakel bij de sturingsopgave van schoolleiders (Hargreaves & Fullan, 2012). Hoe hangt dit samen met de organisatiestructuur? Hoofdstuk 4 reconstrueert via een narratieve aanpak de ontwikkeling van de praktijktheorie over de teamgecentreerde organisa- tiestructuur (TOS), die een veelbelovend hulpmiddel lijkt te zijn voor de sturingsop- gave van de schoolleider. Om deze praktijktheorie breder bruikbaar te maken, wordt in hoofdstuk 5 de vraag gesteld: wat zijn de kwaliteitseisen die aan de TOS gesteld moeten worden om als gekwalificeerd hulpmiddel voor schoolleiders te gelden die voor de opgave staan te sturen op onderwijskwaliteit, wendbaarheid en werkplezier in hun organisatie? De beantwoording van deze vraag leidt tot de keuze voor ontwerp- gericht wetenschappelijk onderzoek . Empirisch onderzoek (hoofdstuk 6) geeft via een aantal deelonderzoeken antwoord op de vragen: hoe ziet de organisatiestructuur van scholen zonder de TOS eruit, wat gebeurt er wanneer andere schoolleiders in andere contexten de TOS invoeren en wat zijn de ervaringen in scholen die al langer geleden de TOS hebben ingevoerd? En ook: tot welke verbeteringen van de TOS leiden de be- vindingen in de praktijk? Onderzoek in de literatuur (hoofdstuk 7) verdiept de interpre- tatie van de bevindingen in de praktijk. Het empirische en theoretische onderzoek leidt in een iteratief proces in hoofdstuk 8 tot conclusies over de geldigheid van de claim en over de verrijking van het organisatiemodel. Hoofdstuk 9 presenteert op grond hiervan een nieuwe versie van het hulpmiddel, met aansluitend in hoofdstuk 10 een kritische beschouwing: wat zijn de opbrengsten voor theorie, praktijk en methodologie en wat zijn de aanbevelingen voor verder onderzoek? De hoofdstukken 2 t/m 4 vormen de neerslag van een in de professione- le praktijk ontwikkelde praktijktheorie als opmaat voor het onderzoek in de daarop- volgende hoofdstukken. Zo ontstaat een tweeluik waarin een praktijktheorie verrijkt wordt tot een wetenschappelijk gefundeerde aanpak van de sturingsopgave van de schoolleider. De opbouw van het proefschrift is in het schema van figuur 1.1 weerge- geven.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0