Ben van der Hilst

236 Van Hootegem, Huys & Maes (2014) wijzen op de reflex in dergelijke organisaties om toenemende complexiteit in de omgeving te pareren met toenemende complexiteit in de organisatie. “Naarmate organisaties steeds nadrukkelijker geconfronteerd worden met eisen inzake kwaliteit en flexibiliteit, functioneren organisaties met een be- werkingsgerichte structuur steeds moeilijker. Hun besturing in de snel ver- anderende omgeving wordt complexer, de interne communicatie verloopt moeizaam en hun reactiesnelheid is te laag. Door gebrek aan regelmogelijk- heden is het probleemoplossende vermogen van werknemers gering. In een bureaucratische structuur is innovatie een zoveelste specialistische deelbe- werking die gegroepeerd wordt in een afzonderlijke stafdienst” (p. 15). Ook in het onderwijs en dan vooral in het mbo en hbo worden innovaties in de laatste decennia geïnitieerd en begeleid vanuit specialistische stafdiensten. Arbeidsdeling maakt het, aldus de sociotechniek, lastig om flexibel en snel te reageren op veranderingen in de vraag of de omstandigheden (zie het voorbeeld van een vertraagde feedbackloop in paragraaf 6.2). Terugdringing van de arbeidsdeling en bijbehorende fragmentatie kan door het verbinden van verschillende experts in een productie-eenheid tot een team dat collectief verantwoordelijkheid draagt voor die productie-eenheid en de output ervan, het product. In de klassieke organisatie is de focus van de medewerker op een deel van het productieproces en een deel van het product. In de sociotechnisch ingerichte organisatie wordt het mogelijk dat de me- dewerker in de ‘hele taakgroep’ de medeverantwoordelijkheid neemt voor het gehele product (van Eijnatten, 1990). Vertaald naar de productiestructuur van de school betekent het sociotech- nisch ontwerp dat de leraar niet het eigen onderwijs als product beschouwt, maar dat de gehele ontwikkeling van de leerling het gemeenschappelijk product is van het team van leraren dat bij het onderwijs aan deze leerling betrokken is. Dit heeft een aantal gevolgen. Ten eerste maakt het een kortere feedbackloop mogelijk bij het oplossen van storingen en veranderingen van de leervraag van een leerling. De regelmoge- lijkheden van het onderwijsteam maken het mogelijk dat er sneller gereageerd kan worden met wijzigingen in het leerarrangement. Daarnaast brengt de focusverlegging naar het gehele product, de gehele ontwikkeling van leerlingen, ook met zich mee dat de externe oriëntatie van de leraren waarschijnlijker of noodzakelijker wordt. De manifestatie van de leeropbrengsten in de externe wereld is immers onderdeel van de productdefinitie. In de klassieke productiestructuur is de focus gericht is op het verzorgen van goed onderwijs, ofwel op het interne productieproces. Dit vergroot de interne gerichtheid van leraren. Veel onderwijsinnovaties betreffen grote curriculum- veranderingen die gestuurd worden vanuit de besturingsstructuur in plaats van dat

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0