Ben van der Hilst

262 Vanuit deze ontwerpstelling zijn negen proposities geformuleerd. Validering en ver- dieping van de proposities is verkregen door in vijf verschillende deelonderzoeken (hoofdstuk 6) en verbinding van de proposities aan zes verschillende theoretische invalshoeken (hoofdstuk 7). Tabel 8.1 geeft een overzicht van de negen proposities met verwijzing naar waar deze proposities aan de orde zijn in de deelonderzoeken en de theoretische invalshoeken. P1 Scholen waar de TOS niet is ingevoerd, worden gekenmerkt door zwakke verbindingen tussen management, teams, leraren en leerlingresultaten. Uit de analyses van een groot aantal scholen in alle sectoren kan geconcludeerd wor- den, dat het overgrote deel van de scholen gekenmerkt worden door een groot aantal zwakke verbindingen. Alle ongeveer 150 scholen waarvan de organisatiestructuur geanalyseerd is, vertonen een groot aantal van de elf in figuur 3.6 geïdentificeerde mogelijk zwakke verbindingen. Figuur 3.6 is in figuur 8.2 overgenomen. De moder- ne sociotechniek verklaart een groot aantal van de zwakke verbindingen vanuit de vergaande arbeidsdeling, zowel horizontaal (tussen leraren of binnen een manage- mentlaag) als verticaal (de verdeling van regelcapaciteit tussen besturingssysteem en productiesysteem, en tussen lagen van het besturingssysteem). De arbeidsdeling, dia altijd al kenmerkend was in het onderwijs, is versterkt door het gedachtegoed van het new public management. De zwakke verbinding tussen besturingssysteem en productiesysteem wordt mede veroorzaakt door de concentratie van regelcapaciteit in de bovenste lagen van het besturingssysteem. De verbinding moet tot stand worden gebracht door de laag met de minste regelcapaciteit van het besturingssysteem, de teamleiders. Door de arbeidsdeling in het productiesysteem ontstaat ook een opmer- kelijke zwakke verbinding tussen de individuele leraar en de gehele ontwikkeling van een leerling, terwijl die ontwikkeling wel als doelstelling van de school wordt gezien. Het commitment van de individuele leraar met de ontwikkeling van een leerling is door- gaans groot, maar beperkt zich noodgedwongen tot een aspect van die ontwikkeling. In het vo, mbo en hbo betreft het de ontwikkeling in een enkel vakgebied en in het po gaat het alleen om de ontwikkeling in een bepaalde jaarlaag. De vrijblijvendheid in de samenwerking tussen leraren en het ontbreken van korte feedbackloops leidt tot een groot aantal vrijheidsgraden binnen het systeem. In termen van de theorie over sociaal complex adaptieve systemen zou de school daardoor eerder als chaotisch dan als complex adaptief getypeerd moeten worden. Er is sprake van sturingszwakte in de scholen zonder TOS. P2 In scholen waar de TOS niet is ingevoerd, zijn de teams zwak gedefinieerd qua verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0