Ben van der Hilst

43 2 Sturingsopgave Teamgericht organiseren Hall (2013) suggereert in een kritische beschouwing dat ‘governance’ en ‘leiderschap’ (met zijn nadruk op ‘leidinggeven aan verandering’) versluierende begrippen zijn voor het manageralisme van de npm-agenda in het onderwijs. Voorop blijft staan dat schoolleiders de koers bepalen en dat zij leraren moeten bewegen om ander gedrag te vertonen, passend bij de nieuwe koers. Competenties van schoolleiders Er is zorg over de kwaliteit van de sturing op de uitvoering van het onderwijs in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2014a; Onderwijsraad, 2018). De inspectie komt in haar onderzoek naar de kwaliteit van schoolleiders in het basisonderwijs, speciaal onderwijs en voort- gezet onderwijs tot de conclusie dat ongeveer de helft van de schoolleiders in het ba- sisonderwijs de vijf basiscompetenties voor schoolleiders (Andersen & Krüger, 2012) niet alle op voldoende niveau beheersen. Slechts 3% kregen het predicaat ‘goed’ op alle vijf basiscompetenties. In het voortgezet onderwijs is een dergelijke meting nog niet uitgevoerd, maar daar komt de inspectie wel tot de conclusie dat slechts in 34% van de scholen door de schoolleider systematisch gestuurd wordt op de kwaliteit van het onderwijs. Met name wordt in het basisonderwijs laag gescoord op de competen- tie ‘hoger orde denken’ dat in verband gebracht wordt met het oplossen van complexe problemen en het meer onderzoeksmatig benaderen van onderwijsontwikkeling. Ook de bestuurders in het basisonderwijs scoren gemiddeld onvoldoende op deze compe- tentie. Door de inspectie wordt een positief verband gevonden tussen de sturing op onderwijskwaliteit en de kwaliteit van het didactisch handelen van leraren. Dit positie- ve verband heeft de Inspectie van het Onderwijs ook gevonden in het mbo (Inspectie van het Onderwijs, 2010). De inspectie komt ook in het mbo tot de conclusie dat de sturing op de kwaliteit zwak is. De Onderwijsraad (2018) pleit voor verdere professi- onalisering: “Om het onderwijs doelgericht verder te verbeteren, is aandacht nodig voor de strategische component van het schoolleiderschap. Dat betekent dat van schoolleiders wordt gevraagd dat zij een visie ontwikkelen, verbin- ding zoeken, keuzes maken en de balans bewaken tussen dat wat de om- geving van het onderwijs vraagt en datgene wat op schoolniveau nodig is. Daar zijn specifieke competenties, gedragingen en houdingen voor nodig. Goed leiderschap is echter zowel een kwaliteit van mensen als een kwali- teit van organisaties. Een goede afstemming tussen beide ondersteunt het handelingsvermogen van schoolleiders” (p. 13). Hier wordt dus tevens een verband gelegd tussen het handelingsvermogen van de schoolleider en de inrichting van de schoolorganisatie, waarvoor de Onderwijsraad de verantwoordelijkheid bij het bestuur legt.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0