Ben van der Hilst

64 vergroting van de professionele ruimte van leraren. Blijkbaar concentreert de sturing door het management zich op allerlei randvoorwaarden (Hooge, 2013), maar raakt deze niet zozeer het handelen van de leraar in het onderwijsleerproces. De sturing op de randvoorwaarden wordt dan blijkbaar door leraren gepercipieerd als verkleining van de professionele ruimte. 3.3 Zwakke verbindingen in de organisatiestructuur Het sturen op de onderwijskwaliteit vanuit de besturingsstructuur impliceert een sterke beïnvloeding van de individuele leraar in de klas. In de organisatiestructuur worden actoren (individuen of groepen) verbonden. Een verbinding geeft aan dat het de bedoeling is dat de actoren elkaar beïnvloeden. Er kunnen horizontale (niet hiërar- chische) en verticale (hiërarchische) verbindingen worden onderscheiden. Wanneer in de organisatiestructuur een team gedefinieerd is, bestaan er horizontale verbin- dingen tussen de teamleden. Tussen het team en het individuele teamlid bestaat een verticale verbinding: vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid neemt het team besluiten die bindend zijn voor de individuele leden. Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen zwakke en sterke verbindingen. Een verbinding wordt zwak genoemd als de gewenste beïnvloeding via de verbinding niet of nauwelijks plaatsvindt. Deze aanduiding moet onderscheiden worden van losjes gekoppelde (‘loosely coupled’) deelstructuren in de organisatiestructuur. Deelstructuren worden losjes gekoppeld om ervoor te zorgen dat het werk in de ene deelstructuur niet te zeer afhankelijk is van het werk in de andere deelstructuur. Onder invloed van het npm-denken worden losjes gekoppelde systemen (zeker die tussen besturingssysteem en productiesys- teem) niet meer als wenselijk beschouwd, er moet immers vanuit het management stevig gestuurd worden op resultaten. De verbinding tussen besturingsstructuur en productiestructuur in scholen blijkt, zoals beschreven in paragraaf 3.2, echter zwak te zijn. De sturing vanuit de besturingsstructuur beoogt het gedrag van de individu- ele leraar te beïnvloeden, maar dat lukt niet goed (zie onder andere Coonen, 2008; Hargreaves & Fullan, 2012; McDaniel et al., 2010; Truijen et al., 2013). De verbindingen (horizontaal en verticaal) van de individuele leraar met andere actoren zijn zwak. In het eerder aangehaalde onderzoek naar een aantal innovaties in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs (Kluijtmans et al., 2005) constateren de onderzoekers:

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0