Ben van der Hilst
74 deze ingreep teweegbrengt. Na mijn ervaringen als rector op de montessorischolen- gemeenschap, is het model nog verder ontwikkeld in mijn advies- en opleiderspraktijk. In paragraaf 4.3 leidt dit tot de in 2012 gepubliceerde ‘Veertien bouwstenen voor een goede teamstructuur’. Paragraaf 4.4 concludeert dat het organisatiemodel een oplos- sing is geweest voor het sturingsprobleem in de eigen praktijk, maar dat er aanvullend onderzoek nodig is voor de transformatie naar een meer generiek model en voor het vullen van de eerder geconstateerde lacune in de theorievorming: het onbenutte stu- ringsdomein van de schoolorganisatie. 4.1 De aanloop naar het invoeren van kernteams In 1986 word ik conrector op een montessoricollege voor havo-vwo, met ongeveer 750 leerlingen. De functie van conrector (of adjunct-directeur), meestal gecombineerd met lesgeven, is in die tijd een gebruikelijke functie bij de wat grotere scholen. In feite is het meer een staffunctie (ik ben roostermaker en portefeuillehouder leerlingbegelei- ding). Het leidinggeven aan medewerkers blijft de taak van de rector. De inrichting van de directie, bijvoorbeeld het aantal conrectoren, wordt in die tijd nog geheel door over- heidsregels bepaald. Ik ben lid van de schoolleiding die bestaat uit een rector en drie conrectoren. De agenda van de schoolleiding bestaat voor het grootste deel uit regel- klussen en daarnaast een enkele onderwijskundige ontwikkeling rond het versterken van de montessori-identiteit van de school. Besluiten hierover neemt de voltallige le- rarenvergadering. Later experimenteren we met een lerarenraad van sectievoorzitters als besluitvormingsorgaan. In 1982 is de wet op de medezeggenschap in het onderwijs ingevoerd (ik ben korte tijd lid van de medezeggenschapsraad), maar dat verandert de wijze van besluiten nemen op de school niet: na besluitvorming in de plenaire vergadering of lerarenraad, is er nog een extra ronde in de medezeggenschapsraad. Naast de schoolleiding, de voltallige lerarenvergadering en later de lerarenraad (van sectievoorzitters) zijn er vaksecties. Er is nauwelijks sturing op de secties. Deze be- palen zelf de manier van samenwerken, wat een zeer divers beeld geeft van intensief samenwerkende tot nauwelijks bij elkaar komende secties. Ik bewaar goede herinne- ringen aan tien jaar intensieve en vriendschappelijke samenwerking in de kleine sectie natuurkunde, die veel invloed heeft op mijn handelen in de klas. Het instellen van de besluitvormende lerarenraad van sectievoorzitters heeft mede als doel het werk in de secties te stimuleren. Leraren treden autonoom op, ook wat betreft het al of niet nakomen van gemeenschappelijke afspraken van de plenaire vergadering. Mentoren begeleiden klassen in de onderbouw en individuele leerlingen in de bovenbouw. Vier keer per jaar worden de leerlingen in marathonsessies besproken, een logistiek pro-
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0