Ben van der Hilst

94 Alle veertien bouwstenen zijn belangrijk, weglaten van een bouwsteen leidt tot een gebrekkig functionerende teamstructuur. “Een goede structuur van de teamorganisatie is te vergelijken met het skelet: voor een levend wezen is het de basis en zorgen de organen en de bloedsomloop voor het echte levende lichaam. Een slecht skelet zorgt voor voortdurende problemen in het functioneren van het lijf” (p. 15). Deze opvatting wordt later verwoord in de titel (en inhoud) van het boek Blauwdruk voor de emergente school (Van der Hilst, 2015). De aldus ontwikkelde zienswijze is te typeren als een praktijktheorie. Otto (2000) duidt een praktijktheorie aan als: “…het stelsel van overtuigingen en inzichten opgedaan in een reeks van praktijkervaringen. (…) Praktijktheorie moet een plausibele samenhang laten zien tussen concepten, theorieën, methoden en instrumenten, het leggen van verbanden daartussen en de gebleken werking van de theoreti- sche inzichten in de praktijk. Praktijktheorie is ook persoonlijk van karakter. De gebleken werking in de praktijk is mede afhankelijk van het eigen reper- toire van kennis en vaardigheden. De ‘programmering’ van het repertoire, de keuze van de concepten, methoden, instrumenten, het schakelen daar- tussen en het ontwikkelen van eigen theorie, zijn afhankelijk van de eigen beroepsattitude, waarden en normen” (p. 18). We hebben hier dus een veelbelovende praktijktheorie, die mogelijk een generieke oplossing biedt voor de sturingsopgave om als schoolleider voor kwaliteit en wend- baarheid te zorgen. De toepassing van de TOS is echter sterk verbonden geweest met de eigen beroepspraktijk en met de eigen kennis en vaardigheden. Schoolleiders kun- nen op diverse manieren de kwaliteit en wendbaarheid verhogen. Het kan dus zijn dat in de eigen beroepspraktijk rivaliserende verklaringen over het hoofd worden gezien, die samenhangen met andere handelingen dan het invoeren van de TOS. Een van die rivaliserende verklaringen is mogelijk dat de sterke gerichtheid op en bemoeienis met inhoudelijke onderwijskundige ontwikkelingen in de eigen beroepspraktijk geleid heb- ben tot de geconstateerde effecten. Ook kan het zijn dat een specifieke, persoons- gebonden wijze van invoering van de TOS en het leidinggeven daaraan, in hoge mate het succes heeft bepaald. Bovendien is het aantal praktijksituaties waarin de TOS zich bewezen heeft, beperkt. Er is dus een aantal kwaliteitseisen voor een meer generieke theorie waaraan de hier gepresenteerde praktijktheorie nog niet voldoet. Daarnaast is het door de persoonsgebonden ervaringen mogelijk dat het organisatiemodel nog tekortkomingen kent, die een generieke toepassing minder succesrijk maakt. Er is dus

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0