Ben van der Hilst

96 1. Leerlingen en Leerwegeenheid Eerst moet bepaald worden welke leerling-groepen te onderscheiden zijn. Dat moet alleen op grond van onderwijskundige en pedagogische redenen gebeuren, niet op grond van aantallen! Voorbeelden: atheneum- leerlingen van klas 1 t/m 4 of vmbo b/k klas 1 en 2 of havoleerlingen 1 t/m 5. Er vindt dus een afbakening plaats in het cognitieve spectrum en er wordt een tijdspanne bepaald waarin een team een doorlopende leerweg vorm kan geven. Zo’n afbakening wordt leerwegeen- heid genoemd. Het is een groep leerlingen van verschillende leerjaren (minimaal 1 leerjaar) en met bepaalde cognitieve vermogens, die op onderwijskundige en pedagogische gronden als een eenheid kan worden beschouwd. Bedacht moet worden dat gewenste doorgaande leerwe- gen het best bereikt kunnen worden wanneer dezelfde groep docenten die verzorgt. 2. Aantal teamleden Gemeenschappelijk verantwoorde- lijkheid dragen voor onderwijs en begeleiding vraagt intensieve sa- menwerking en grote betrokkenheid van ieder afzonderlijk lid. Niemand mag afhaken of achteroverleunen. Sociaalpsychologisch gezien, kan gemeenschappelijke verantwoor- delijkheid niet gedragen worden in grote teams. Teams van vier tot acht personen hebben het al moeilijk om echt collectief te opereren. Daarbo- ven ontstaan participatieverschillen, waardoor de collectieve slagkracht verminderd wordt. 3. Verantwoordelijkheden De verantwoordelijkheden van het team moeten goed omschreven zijn. Gebruikelijk is het om zowel de ver- antwoordelijkheid voor het onderwijs als ook voor de begeleiding bij het team te beleggen. Dat betekent dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen vakdocenten en mentoren. Het instellen van een mentoraat is slechts één van de vele mogelijkheden die het team heeft om te zorgen voor de begeleiding van de leerlingen. 4. Middelen Het team moet kunnen beschikken over middelen die in lijn zijn met de verantwoordelijkheden en bevoegdhe- den. Voorbeelden zijn: vrije formatie- ruimte (teamtaakruimte), scholings- budget, excursiegelden, et cetera. 5. Bevoegdheden Een gouden regel is dat de bevoegd- heden van het team in lijn moeten zijn met de verantwoordelijkheden. Vaak krijgen teams wel grote verantwoordelijkheden, maar mogen ze niet veel zelf beslissen. Dat is dodelijk voor het ontwikkelen van lerende teams en voor het nemen van initiatieven. 6. 60% regels 1. Ieder teamlid besteedt tenminste 60% van een hele baan aan het teamwerk. 2. Tenminste 60% van de lestijd van leerlingen wordt gegeven door leden van het team. 3. Tenminste 60% van het team blijft ieder jaar in tact. 4. Tenminste 60% van alle docent- en is lid van een kernteam. 5. Tenminste 60% van alledocenten is lid van een kernteam. 6. Teamleden geven aan tenminste 60% van de leerlingen van het team les. 7. Niet meer dan 60% van de leerlingen verlaat ieder jaar het team. 7. Personeelsbeleid Het kiezen voor een teamorgani- satie heeft consequenties voor het personeelsbeleid (of zou dat moeten hebben). De 60% regels voor een succesvolle teamstructuur leiden bijvoorbeeld naar banen groter dan 0.6 FTE. Een ander voorbeeld is dat teamfunctioneringsgesprekken belangrijker zijn dan individuele functioneringsgesprekken. Ook een traditioneel taakverdelingsbeleid past niet goed in een teamorgani- satie.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0