Dorien Brouwer

149 verandering in zelfeffectiviteit of response-effectiviteit gevonden. Aangezien angst na een TIA of herseninfarct na verloop van tijd aanzienlijk afnam en de scores voor zelfeffectiviteit en responseffectiviteit hoog bleven, lijkt het optimale moment om een ​interventie te starten om patiënten te ondersteunen bij gezondheidsgerelateerde gedragsverandering direct na de beroerte of TIA. Het tweede deel van dit proefschrift richt zich op het ondersteunen van patiënten bij gezondheidsgerelateerde gedragsverandering na TIA of klein herseninfarct. Hoofdstuk 2.1 beschrijft een overzicht van gezondheidsvoorlichting bij patiënten met een recent herseninfarct of TIA. Het laat zien dat de basiskennis van patiënten over hun ziekte en bijbehorende risicofactoren niet voldoende is. Kennis leek een noodzakelijke factor te zijn om verandering teweeg te brengen, maar het proces van aanpassing van risicofactoren is een meertraps en complex proces, dat de juiste houding, motivatie en capaciteit vereist om gedrag te veranderen. Wij stellen voor dat voorlichting over een beroerte tijdens de acute fase moet beginnen en na ontslag moet worden voortgezet en bij voorkeur door dezelfde personen moet worden gegeven. Geen specifieke methode van gezondheidsvoorlichting is superieur, hoewel de individuele en herhaalde methoden succesvoller lijken. De informatie moet patiëntgericht, interactief, gepersonaliseerd en flexibel zijn. Het moet kansen creëren om de nieuwe kennis toe te passen die tot attitudeveranderingen leidt. Verpleegkundigen zouden vasculaire zorg kunnen combineren met het bevorderen van zelfmanagement of een andere cognitieve gedragsbenadering om een ​gezonde levensstijl te induceren. Ze kunnen ook aandacht besteden aan familieleden van patiënten, die een belangrijke rol spelen bij het stimuleren en bevorderen van gezond leefstijlgedrag bij patiënten. Dit deel eindigt met een gerandomiseerde gecontroleerde open-label fase II-onderzoek met een geblindeerde eindpuntbeoordeling, waarin we de effecten van motiverende interviews hebben onderzocht om gezondheidsgerelateerde gedragsverandering na TIA of herseninfarct aan te moedigen. We beschrijven dit onderzoek in hoofdstuk 2.2 . We onderzochten 136 patiënten (waarvan 68 werden toegewezen aan de interventiegroep). De interventie van drie maanden bestond uit drie bezoeken van 15 minuten aan een verpleegkundig specialist die was opgeleid in motiverend interviewen. Patiënten in de controlegroep ontvingen een standaardconsult na één en drie maanden door een verpleegkundig specialist welke geen specifieke motiverende technieken toepaste. Onze resultaten ondersteunden de effectiviteit van motiverende interviews bij het ondersteunen van gezondheidsgerelateerde gedragsverandering na TIA of een herseninfarct niet. De sterke ondersteuning in de controlegroep, de timing en duur van de interventie en cognitieve problemen kunnen gedeeltelijk het gebrek aan effect van motiverende interviews in dit onderzoek verklaren. De algemene gezondheidsgerelateerde gedragsverandering was echter hoog en kan worden verklaard door de sleutelrol van verpleegkundig specialisten in beide groepen. In hoofdstuk 3 concludeer ik dat het gedragsveranderingsproces na

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0