Dorien Brouwer

150 een een herseninfarct of TIA complex is. We hebben aangetoond dat patienten met een TIA of herseninfarct geen urgentie voelden om te veranderen en barrières ervaren voor gezondheidsgerelateerde gedragsverandering zoals vermoeidheid, pijn, stemming en fysieke problemen waarmee ze zich onderscheiden van andere vasculaire patiënten. Desondanks konden we factoren identificeren die kunnen helpen bij het ontwikkelen van een interventie. We hebben aangetoond dat zelfeffectiviteit, angst en response effectiviteit een rol spelen bij de intentie om te veranderen. Patiënten identificeerden kennis en sociale steun als belangrijke factoren voor gedragsverandering, wat kansen biedt bij het ondersteunen van patiënten bij gezondheidsgerelateerde gedragsverandering. We hebben ook aangetoond dat de beste tijd om met interventies te starten waarschijnlijk zo snel mogelijk na de TIA of beroerte is. Bij deze interventies moeten verpleegkundig specialisten een sleutelrol spelen. Onze bevindingen kunnen helpen bij het ontwikkelen en evalueren van gerichte en doeltreffende interventies om patiënten te ondersteunen bij gezondheidsgerelateerde gedragsverandering om het recidiefrisico te verminderen en de kwaliteit van leven na een TIA of herseninfarct te verbeteren. Toekomstig onderzoek moet gericht zijn op interventies die de determinanten van gezondheidsgerelateerde gedragsverandering na TIA of herseninfarct kunnen veranderen. Deze interventies moeten bestaan ​uit voorlichting voor patiënten en familieleden, zelfmanagementondersteuning en speciale aandacht moet worden besteed aan angstige patiënten, depressieve patiënten, oudere patiënten en patiënten met een vasculaire voorgeschiedenis.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0