Koos Boeve

209 Nederlandse samenvatting 2007 en 2016, nadat ze eerder chirurgische of radiotherapeutische behandeling van de hals hebben gehad. De SWK-biopsie procedure was gelijk aan de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 3. SWK's werden in de 85% van de patiënten gedetecteerd. De SWK-biopsie procedure had een sensitiviteit van 75% en een negatief voorspellende waarde van 98%. Drainagepatronen naar onverwachte locaties waren aanwezig in 30% van de patiënten en bij 12% kon helemaal geen drainagepatroon worden aangetoond. We concludeerden dat de SWK-biopsie procedure een betrouwbare techniek lijkt te zijn voor het stageren van de hals van patiënten met een OPCC. Daarnaast maakt de SWK-biopsie procedure het mogelijk om onverwachte lymfogene drainagepatronen te visualiseren in de hals van cT1-2N0 OPCC patiënten die eerder behandeling van de hals hebben ondergaan. Patiënten met een OPCC uitgaande van de bovenkaak (maxilla) komen minder vaak voor in vergelijking met de andere locaties in de mond, zoals de tong of mondbodem en worden nauwelijks geïncludeerd in onderzoeken naar lymfogene drainagepatronen van dit gebied. In het verleden werden lage metastaseringspercentages verondersteld en daarnaast bestond de indruk dat de drainage vooral naar parafaryngeaal gelegen lymfeklieren plaatsvindt. In hoofdstuk 5 onderzochten we retrospectief de drainage patronen van 11 patiënten met een OPCC uitgaande van de maxilla aan de hand van de SWK-biopsie procedure. In 10 patiënten werden de SWK's gevonden in cervicale hals levels. In twee patiënten werden daarnaast parafaryngeaal gelokaliseerde lymfeklieren gevonden. We concludeerden dat in de meerderheid van een OPCC uitgaande van de maxilla, op basis van de SWK’s, de drainage naar de cervicale lymfeklieren verloopt. Een andere techniek om te voorkomen dat patiënten zonder occulte metastasen een halsklierdissectie ondergaan, is de selectie aan de hand van prognostische moleculaire markers in de primaire tumor. Het voordeel hiervan is dat dit een niet invasieve methode voor het stageren van de hals is. Chromosoom regio 11q13, waarop onder meer de genen CCND1 , Fas-associated death domain ( FADD ) en CTTN zijn gelegen, is vaak geamplificeerd in OPCC’s met regionale metastasen. Echter, het bewijs dat amplificatie van het 11q13 chromosoom of de over-expressie van de daarop gelegen genen, voorspellend is voor de aanwezigheid van occulte metastasen is nog minimaal. In hoofdstuk 6 gebruikten we 158 patiënten met een vroeg stadium tong of mondbodem PCC om de moleculaire markers CCND1 amplificatie en de expressie van cycline D1 ( CCND1 ), FADD en cortactin ( CTTN ) te correleren met occulte metastasen. CCND1 amplificatie en cycline D1 expressie correleerden met de aanwezigheid van occulte metastasen. De validatie van cycline D1 in een onafhankelijk multicenter cohort, bevestigde de correlatiemet occultemetastasen voor vroeg stadiummondbodem tumoren. We concludeerden dat cycline D1 een voorspellende marker is voor de aanwezigheid van occulte metastasen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0