Martine van der Pluijm

215 Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Introductie Taalachterstanden ontstaan op jonge leeftijd en zijn bepalend voor de ontwikkeling van geletterdheid en de schoolloopbaan van kinderen. Een veelbelovende strategie om taalachterstanden bij jonge kinderen te voorkomen is een integrale vorm van ondersteuning van kinderen op school en thuis, waarbij de invloed van de thuisomgeving voor de ontwikkeling van kinderen erkend wordt. Meta-studies hebben effecten van programma’s met een dergelijke strategie aangetoond op de ontwikkeling van taal en geletterdheid bij kinderen. Het gaat hierbij om Family Literacy Programs (in het Nederlands: gezinsprogramma’s) die zich richten op het verrijken van de taalomgeving thuis, duale programma’s die zich richten op de ontwikkeling van kinderen op school en thuis, en zogenaamde School-Family Partnership programs (in het Nederlands: partnerschapsprogramma’s), die beogen de afstemming tussen de school en de thuisomgeving te versterken. Minder effecten zijn aangetoond voor programma’s die zich alleen richten op de ontwikkeling van kinderen op school, zoals de huidige Nederlandse aanpak in de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), die geen geïntegreerde ouder component hebben. Ook zijn er minder effecten aangetoond voor ouders met een lage opleiding en andere kenmerken van een lage SES, zoals een immigratieachtergrond. Dit heeft geleid tot een roep in de wetenschap om programma’s die beter aansluiten bij behoeften van deze groepen ouders. Er is tot nu toe weinig aandacht voor het op maat aanbieden van programma’s aan ouders met lage opleidingsniveaus, terwijl een lage opleiding van ouders de belangrijkste verklaring is voor de taalachterstanden tussen kinderen en een belangrijke reden voor de Nederlandse overheid om scholen te subsidiëren. Opleidingsniveau wordt als zeer laag gedefinieerd indien ouders alleen de basisschool hebben afgerond en als laag wanneer het voortgezet onderwijs op maximaal vmbo niveau is doorlopen (zie de definitie van OECD, 2015). Verder is onduidelijk hoe leraren de benodigde bekwaamheden kunnen verwerven om met laagopgeleide ouders met diverse culturele achtergronden te werken. Onderzoek toont aan dat leraren onvoldoende worden voorbereid op hun werk met ouders in achterstandssituaties en met lage opleidingsniveaus. Dit proefschrift sluit aan bij de behoefte aan passende interventies die leraren kunnen inzetten om laagopgeleide ouders te ondersteunen bij het stimuleren van de taalontwikkeling van hun jonge kind, met aandacht voor de afstemming tussen de school- en thuisomgeving. Hiervoor is meer kennis nodig over de effectieve elementen van de bestaande partnerschaps- (SFP’s) en gezinsprogramma’s (FLP’s). Ook is onderzoek nodig om te achterhalen hoe leraren de competenties kunnen ontwikkelen die nodig zijn om laagopgeleide ouders te ondersteunen, de school- en thuisomgeving op elkaar af te stemmen en daarbij programma principes als beoogd toe te passen. Om tegemoet te komen aan deze behoeften

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0