Cindy Boer

290 | Chapter 7 te maken heeft met artrose en niet alleen met het “intermediair” artrose fenotype. Voor deze genetische variant, rs10916199 (het SNV identificatie nummer) werd onderzocht hoe deze genetische variant kan leiden tot een groter risico op duim artrose. Dit werd gedaan door middel van meerdere benaderingen die gebruikmaken van verschillende biologische data. Uit de onderzochte data blijkt dat de genetische variant mogelijk in een “regel knop gebied” (regulatory region) voor het WNT9A gen ligt en op die manier zorgt dat dit gen “te veel” of op het verkeerde moment “aan” staat. Daarnaast vonden we ook, dat veel van de bekende genetische variaties gelinkt aan knie of heup artrose ook risico kunnen geven voor hand artrose. Hoofdstuk 3 ging verder met het gebruik van het hand KLsom fenotype. Er werd één nieuwe genetische associatie gevonden, ook weer in een “kleine” (< 10.000 mensen) genetische studie. Wederomwerd met behulp van vervolg onderzoek een nieuw artrose gelinkt gen ontdekt. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden de implicaties van dit nieuwe artrose gen onderzocht en de mogelijke consequenties hiervan voor artrose preventie en behandeling. Deze hoofdstukken laten de waarde zien van genetische studies naar artrose en het belang van diepgaand vervolg onderzoek hierbij. In hoofdstuk 3.1 werd ook gebruikt gemaakt van hand KLsom (de ernst van de artrose op röntgen foto’s) om de tweede genetische associatie te ontdekken voor hand artrose. Een genetische variant in het MGP gen werd gelinkt aan een hoger risico voor hand artrose. Deze genetische variant zorgde voor minder MGP expressie in kraakbeen, het MGP gen stond minder “aan”. MGP zorgt ervoor dat o.a. het kraakbeen niet verkalkt, en kraakbeen verkalking gebeurt ook bij artrose gewrichten. Dus verminderde expres- sie van MGP kan leiden tot een verhoogde verkalking van het kraakbeen en daarmee een hoger risico op artrose. Bovendien kan MGP alleen de verkalking van kraakbeen remmen als het wordt “geactiveerd “ (γ-carboxylatie) door vitamine K. Dit kan de verk- laring zijn voor het verband tussen lage vitamine K bloed waarden en een hoog risico op artrose. Met behulp van deze nieuwe kennis werd in hoofdstuk 3.2 de mogelijke rol van vitamine K remmende bloedverdunners in artrose ontwikkeling onderzocht. Verschil- lende bloedstollingsfactoren, stofjes (eiwitten) die betrokken zijn bij het helpen stol- len van het bloed, hebben ook de vitamine K “activering”( γ-carboxylatie) nodig om te functioneren. Daarom remmen de meeste, en meest gebruikte, bloedverdunners dit activeringsproces van vitamine K, met als gevolg dat de activering van MGP ook ger- emd wordt. Op zijn beurt, lijdt een verminderde MGP activiteit weer naar een verhoogd risico op artrose. Mensen die dus deze bloedverdunners (acenocoumarol) gebruikten,

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0