Hester Paanakker

doelbereiking en prestatiesturing laten prevaleren boven het faciliteren van de intrinsieke en morele waarden van de professionals in de uitvoeringspraktijk. Waardenconvergentie en Wederzijdse Percepties tussen Verschillende Lagen In de vergelijking van de waardenoriëntaties van verschillende lagen blijkt dat de divergentie vooral gelegen is in de wederzijdse, en stereotype, percepties die frontlinie PIW’ers, managers, en beleidsadviseurs hebben van elkaar. Interessant genoeg bestaan er in de feitelijke visies relatief weinig verschillen tussen deze groepen in de waarden die er idealiter toe doen in penitentiair vakmanschap en hoe die in brede zin gerelateerd zijn aan vaardigheden, kennis en praktijken op de werkvloer. Door sterke processen van formele en informele penitentiaire socialisatie scharen de verschillende niveaus zich unaniem achter de vier contextuele en professiegebonden waarden van humaniteit, veiligheid, re-integratie, en taakeffectiviteit en laten daarmee een sterke convergentie in waardenidentificatie en waardeninterpretatie zien. Dat is echter niet het beeld dat bij penitentiaire actoren zelf bestaat. Zij zien vooral verschillen tussen de niveaus, met name in waardenprioritering in de praktijk, waarbij de vier kernwaarden vooral worden toegeschreven aan PIW’ers, en de breed gedeelde opvatting is dat managers en beleidsadviseurs een waardenfocus uitdragen die zich richt op efficiëntie (in de vorm van zware, ingrijpende, en direct ondermijnende, bezuinigingen) en effectiviteit in de vorm van rigide prestatiesturing en oppervlakkige outputmeting. Ongeacht het organisatieniveau waarop ze werkzaam zijn, vergroten penitentiaire medewerkers de rolverschillen op stereotypische wijze uit tot toxische onderlinge relatiepatronen en hebben ze heel consistent het vooroordeel dat de managementlagen boven hen platte targets de boventoon laat voeren ten koste van de inhoud van goede publieke dienstverlening. In essentie betreft dit een waardenspectrum met twee sterk uiteenlopende kanten: aan de ene kant de instrumentele waarden die ondersteunend zijn aan de organisatie (negatieve invullingen van efficiëntie en effectiviteit) en aan de andere kant de intrinsieke waarden die dienstbaar zijn aan de cliënten van publieke dienstverlening, in dit geval gedetineerden (humaniteit, veiligheid, re-integratie en taakeffectiviteit). Hoe hoger het niveau, hoe sterker er een beeld van hen is dat zij niet geven om, en niet sturen op, intrinsieke waarden, maar enkel op instrumentele waarden. Dat betekent dat van beleidsadviseurs het meest negatieve beeld bestaat, gevolgd door gevangenisdirectie, en tot slot het middenkader. 209 Summary in Dutch

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0