Dunja Dreesens

166 consensusprocedure in Nederland is getracht om op landelijk niveau eensgezindheid te bereiken over de inperking van het instrumentarium en de definities van de type instrumenten. Belanghebbenden uit verschillende zorgdomeinen (curatieve zorg, langdurige zorg en volksgezondheid) en met verschillende expertise gingen ermee aan de slag: patiënten, toolontwikkelaars, zorgverleners, beleidsadviseurs. Het resultaat bestond uit een kernset van negen typen instrumenten. Over de definities van vijf instrumenten bestond overeenstemming. Dit waren: ‘richtlijn’, ‘samenvatting’, ‘stroomdiagram’, ‘protocol’ en ‘patiëntenkeuzehulp’. Een mooie eerste stap. De daadwerkelijke uitdaging ligt echter daarin de belanghebbenden en sommige organisaties te overtuigen – of te verleiden – tot het zich committeren aan en beperken tot de instrumenten uit de kernset. Een meer gezamenlijke inspanning van de betrokken partijen is dan een vereiste, een inspanning die verder reikt dat de eigen perceptie van een instrument. Een andere verschijnsel onderstreept de noodzaak van die inspanning: het opduiken van alsmaar nieuwe instrumenten of schijnbaar nieuwe instrumenten (noem dat gerust pseudo-innovatie). Mogelijk illustreert dat fenomeen dat iets nieuws aantrekkelijker en spannender is dan sleutelen aan en vasthouden aan het bestaande instrumentarium. Het is een algemeen menselijk fenomeen, waarop bijvoorbeeld marketing berust. Met andere woorden: ook ontwikkelaars van instrumenten hebben menselijke trekjes… Een beter scenario: het vereist een zekere standvastigheid en consistentie – en misschien zelfs koppigheid – om instrumenten en de implementatie daarvan aan (zeggings)kracht te doen winnen. Instrumentarium: doeleinden en criteria Nederland is geen eiland, Nederlandse problemen zijn daarmee niet uniek (vooruit, enkele uitzonderingen daargelaten). Om het internationale perspectief zuiverder in beeld te krijgen, namen internationale experts deel aan een tweedaagse, empirisch onderbouwde consensusvergadering. Het doel: de ontwikkeling van een conceptueel kader inclusief een onderverdeling van de verschillende typen kennisinstrumenten, specifiek gericht op patiënten. Het bleek niet haalbaar een allesomvattend raamwerk te ontwikkelen met ruimte voor het hele instrumentarium. Het ontwikkelde raamwerk verheldert de doelen van de patiëntgerichte instrumenten en maakt duidelijk welke kernelementen onderdeel uitmaken van deze typen instrumenten. Op deze manier kan het raamwerk behulpzaam zijn voor instrumentontwikkelaars, opdrachtverleners voor de ontwikkeling van deze instrumenten, patiënten en zorgverleners. Aangezien het raamwerk is ontwikkeld door een kleine groep experts, noemen wij dit een conceptueel of werkkader; meer onderzoek en tests zijn nodig om het werkkader te evalueren op bruikbaarheid en het kader robuuster te maken. Kennisbronnen en instrumenten Instrumenten dragen bij aan de kennisoverdracht naar de gebruiker. In die drietrapsraket van kennis via instrument naar gebruiker verdienen dus tevens de kennisbronnen nadere aandacht. Laten we inzoomen op dat punt. Er bestaan verschillende kennisbronnen, maar sommige lijken meer de voorkeur te genieten dan andere; al kan populariteit nimmer de doorslaggevende factor zijn. De ontwikkeling van evidence-based richtlijnen gaat uit van de volgende vooronderstelling: men houdt ook rekening met andere bronnen dan conventionele klinische studies en hun kwantitatieve gegevens. Deze aanvullende soorten kennis zijn namelijk Samenvatting

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0