Milea Timbergen

340 Curve (AUC)) van 0.79 op de volledige dataset. Toevoeging van T2-gewogen en post- contrast beelden verbeterde de prestaties van het model niet. In het locatie gematchte-cohort, waarin alleen patiënten met extremiteit tumoren werden geïncludeerd, had het T1-gewogen model een gemiddelde AUC van 0.88 terwijl de radiologen een gemiddelde AUC van 0.80 en 0.88 hadden. Voor het voorspellen van de mutaties (S45F, T41A en WT, liet het T1-gewogen model een gemiddelde AUC van 0.61, 0.56 en 0.75 respectievelijk zien. Uit deze studie concluderen we dat het radiomics model in staat is om DTF van wekedelen sarcomen van de extremiteiten te onderscheiden met een hoge accuratesse, welke gelijk staat aan twee radiologen. Het model was niet in staat om het type CTNNB1 mutatie te voorspellen. In Hoofdstuk 6 werd een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd om de resultaten van actieve observatie (in het Engels: active surveillance) beschrijven, die werd beschreven in verschillende retrospectieve studies, samen te vatten. In totaal werden 24 artikelen geïncludeerd welke een totaal van 3541 patiënten beschreven. 40.7% van deze patiënten (n = 1404) ondergingen actieve observatie. De meerderheid was vrouw en de meerderheid had een primaire tumor. Ongeveer 20% van de patiënten had progressieve ziekte, 58% had stabiele ziekte en 20% van de patiënten had een gedeeltelijke regressie van de tumor. Circa 30% van de patiënten moest veranderen van behandelingsvorm, dit betrof meestal chirurgische resectie of systemische behandeling. De gerapporteerde mediane follow-up tijd varieerde tussen de 8 en 73 maanden en de gerapporteerde mediane tijd tot progressie en/of initiatie van een actieve behandeling varieerde tussen 6.5 maanden tot 19.7 maanden. Selectie van patiënten die van deze actieve observatie profiteren moet de prioriteit worden bij het ontwerpen van toekomstige studies. Hoofdstuk 7 beschrijft een meta-analyse van zeven retrospectieve studies met individuele patiënten data van 329 patiënten om de verschillen in het risico op het krijgen van een recidief na chirurgie te analyseren tussen de verschillende CTNNB1 mutaties. Van een totale groep hadden 154 patiënten een T41A mutatie, 66 patiënten een S45F mutatie, 24 patiënten een S45P mutatie en 85 patiënten een WT DTF tumor. Van de totale groep had uiteindelijk 83 patiënten (25.2%) een recidief. Een multivariabele analyse, waarbij er gecorrigeerd werd voor geslacht, leeftijd en tumor locatie toonde een p-waarde van 0.011 voor de CTNNB1 mutatie. Een additionele correctie voor tumor grootte toonde echter een p-waarde van 0.082 voor CTNNB1 mutatie met hazard ratio’s van 0.83 (95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 0.48-1.42), 0.37 (95% BI 0.12-1.14) en 0.44 (95% BI 0.21-0.92) voor T41A, S45P en WT DTF tumoren in vergelijking met S45F DTF-tumoren. Uit deze studie concluderen we dat primaire, sporadische DTF-tumoren die een CTNNB1 S45F mutatie hebben een hoger 13

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0