Carolien Zeetsen

165 APPENDIX Samenvatting en algemene discussie A De MoCA voldoet niet geheel aan de criteria waaraan een ideale cognitieve screener zou moeten voldoen. Zo zijn prestaties niet onafhankelijk van leeftijd, opleidingsniveau, premorbide geschatte intelligentie en type middel. Daarom zouden er meer uitgebreide, gelaagde of op regressie gebaseerde normen ontwikkeld moeten worden, die corrigeren voor leeftijd, opleiding en intelligentie. Desalniettemin dient nogmaals benadrukt te worden dat de MoCA een cognitieve screener is en geen diagnostische maat. Dus zelfs als een screener een uitstekende sensitiviteit en specificiteit heeft, blijft een NPO de goudstandaard voor diagnostische overwegingen, zoals ook specificaties van specifieke cognitieve profielen. In de loop van dit project vonden we dat de bewustwording van het bestaan van cognitieve stoornissen (NCS) in de verslavingszorg gegroeid is en nog steeds groeit. Bekijk hiervoor bijvoorbeeld ook het recent uitgekomen alomvattende handboek van Verdejo–García (Cognition and addiction: a researcher’s guide from mechanisms towards interventions [Cognitie en verslaving: een gids voor onderzoekers van mechanismen tot interventies]; 2020). Wanneer de MoCA gebruikt wordt om te screenen op cognitieve beperkingen in de verslavingszorg, is het belangrijk dat leeftijd, opleidingsniveau en het type middel in acht worden genomen bij het interpreteren van de resultaten. De MoCA–TS en –MIS zijn de meest betrouwbare en valide scores, waar de MoCA–DS veel minder betrouwbaar en valide zijn. Mocht iemand toch uitspraken willen doen over specifieke domeinen, dan lijken lage scores op het domein geheugen voorspellend voor de aanwezigheid van NCS. Als deze scores over tijd niet verbeteren is dit een indicatie voor ernstige NCS. De MoCA kan daarnaast gebruikt worden om cognitieve prestaties gedurende het behandelverloop te monitoren. Met name bij patiënten die klinisch opgenomen zijn, zien we niet alleen in de eerste zes weken een verbetering van cognitieve prestaties, maar ook verder gedurende de behandeling. Men moet zich altijd bewust zijn van de sensitiviteit en specificiteit op verschillende afkapwaarden. Als men een patiënt met cognitieve beperkingen niet wil missen bij de screening, denk er dan over om de afkapwaarde vooraf aan de meting te verhogen. Een lagere vooraf bepaalde afkapwaarde verlaagt daarentegen de kans op het foutief indiceren van beperkingen waar deze er niet zijn. Het gebrek aan ziekte–inzicht in het eigen cognitieve functioneren, dat met dit onderzoek bevestigd werd, laat daarbij het belang zien van screenen op een vroeg moment in de behandeling zodat de gevonden resultaten kunnen helpen bij het maken van gepaste beslissingen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0