Klaske van Sluis

166 9.2. Dutch summary eratuurstudie zien dat tracheo-oesofageale sprekers een betere uitkomst laten zien ten opzichte van slokdarmsprekers op perceptuele en akoestische uitkom- sten. Dit is het geval voor de akoestische parameters fundamentele frequentie, maximale fonatieduur en intensiteit. Voor de patiëntgerapporteerde uitkomsten zien we dat geen van de revalidatiemethoden een duidelijk betere uitkomst laat zien. De literatuurstudie laat zien dat tracheo-oesofageale spraak de voorkeur heeft als revalidatiemethode voor akoestische en perceptuele uitkomsten maar dat voor patiëntgerapporteerde uitkomsten geen duidelijke voorkeursmethode naar voren komt. In hoofdstuk 3 hebben we een prospectieve studie opgezet met gestandaardis- eerde meetmethoden voor akoestische, perceptuele en patiëntgerapporteerde uitkomsten. Het doel van deze studie was om het verloop van de spraakreval- idatie na een totale laryngectomie van voor de operatie tot een jaar na de operatie vast te leggen. In vijf ziekenhuizen in Nederland en Australië werden patiënten die een totale laryngectomie als behandeloptie voorgesteld kregen gevraagd om mee te doen aan deze studie. Voorafgaand aan de laryngectomie en drie, zes en twaalf maanden na de operatie heeft de logopedist een assess- ment uitgevoerd. Ieder assessment bestond uit perceptuele evaluatie van de stem, stemopnames en vragenlijsten. De Voice Handicap Index 10 (VHI-10) is gebruikt om de patiënt-gerapporteerde stemhandicap vast te leggen. De ste- mopname is gebruikt om de Acoustic Voice Quality Index (AVQI) score te berekenen. De uiteindelijke analyse bevat 43 deelnemers. Bij 40 van de deel- nemende patiënten (93%) is een stemprothese geplaatst om te revalideren met tracheo-oesofageale spraak. Over de gehele groep zien we drie maanden na de operatie een verslechtering van alle stemuitkomsten. Hierna wordt een gelei- delijke verbetering gezien. Na één jaar zijn er nog 23 deelnemers in de studie, waarvan 20 succesvol kunnen spreken met tracheo-oesofageale spraak. Degenen waarbij de spraak niet succesvol is gerevalideerd hadden medische complicaties. Van de groep deelnemers overleed 30% in het eerste jaar na de operatie. Alge- hele kwaliteit van leven wordt voor de groep deelnemers het slechtst beoordeeld voorafgaand aan de operatie. Over tijd is er een verbetering zichtbaar. Binnen de zelf-gerapporteerde uitkomsten zien we een response shift optreden. Re- sponse shift verwijst naar verandering in de betekenis van kwaliteit van leven en communicatief functioneren, veroorzaakt door een verandering van de in- terne standaarden. Het gevolg is een discrepantie in de patiëntgerapporteerde stemhandicap en de akoestisch gemeten stemkwaliteit. Sprekers waarderen de tracheo-oesofageale spraak ondanks de afwijkende klank. Dit is van belang om mee te nemen in de voorlichting. Wat verder uit de resultaten bleek is, indien er sprake is van een slechte oncologische prognose dit leidt tot een grotere kans om niet te kunnen spreken in de laatste levensfase. Ook dit is relevant om in de voorlichting mee te nemen. Onze studie laat zien dat het meetinstrument, de AVQI, een potentieel sterk instrument is om een objectieve classificatie van de stemuitkomst te geven. Voor de toekomst is het zinvol om een validatiestudie op te zetten voor zowel de AVQI als de VHI-10, met als doel een afkapwaarde bepalen voor stemprothesespraak. Hiermee kunnen vergelijkingen over tijd en

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0