Jacky Luiten
Summary and summary in Dutch | 123 8 technieken waaronder het gebruik van een magnetisch in plaats van een radioactief zaadje 11 . In hoofdstuk 7 worden de ontwikkelingen in de behandeling van DCIS sinds de introductie van het bevolkingsonderzoek beschreven, gebruikmakend van nationale data van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Het aantal patiënten met DCIS dat borstsparend werd behandeld is gedurende de jaren fors toegenomen, namelijk van 47,7% in 1995 ‐ 1996 tot 72,7% in 2017 ‐ 2018 ( p <0,001). Het gebruik van aanvullende radiotherapie na een borstsparende behandeling daalde de laatste jaren van 89,6% in 2011 ‐ 2012 naar 74,9% in 2017 ‐ 2018 ( p <0,001), met name bij patiënten met goed gedifferentieerd DCIS. Het risico op invasieve ziekte na borstsparende behandeling van DCIS bleek sterk afhankelijk te zijn van het gebruik van adjuvante radiotherapie, met name bij patiënten die behandeld waren in de periode 1989 ‐ 2010 (1,3% [95% CI 1,0% ‐ 1,6%] voor behandeling met radiotherapie versus 5,8% [95% CI 4,8% ‐ 6,7%] voor behandeling zonder radiotherapie; p <0,001). Dit verschil is echter veel kleiner voor patiënten waarbij de laatste jaren (2011 ‐ 2018) DCIS gediagnostiseerd is (0,7% [95% CI 0,5% ‐ 0,9%] versus 1,2% [95% CI 0,6% ‐ 1,8%]; p =0,01). Naar analogie met de behandeling voor invasieve borstkanker heeft bij DCIS een verschuiving in de chirurgische behandeling van de oksel plaatsgevonden, waarbij de okselklierdissectie werd vervangen door een schildwachtklierprocedure. Op basis van het feit dat een pure DCIS, als premaligne laesie geen uitzaaiing naar de okselklier kan geven heeft de laatste jaren ook een toenemend aantal patiënten geen operatieve behandeling van de oksel meer ondergaan. Dit percentage steeg van 36,9% in 2005 ‐ 2006 naar 55,8% in 2017 ‐ 2018 ( p <0,001). Om overbehandeling van patiënten met DCIS te verminderen zal nog meer maatwerk nodig zijn, gebaseerd op de kans op progressie naar invasief carcinoom. Toekomstig onderzoek zal zich voornamelijk moeten focussen op het verbeteren van het vermogen om waar mogelijk af te zien van operatieve behandeling. Tot slot worden in hoofdstuk 8 de resultaten uit dit proefschrift samengevat en in hoofdstuk 9 bediscussieerd.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0