Martijn van Teffelen

Chapter 8 176 Met het best mogelijke begrip van hostiliteit tot dusver, zijn er in de literatuur verschillende manieren gerapporteerd waarmee hostiliteit opgewekt kan worden. Echter, deze methodes zijn tot dusver nooit direct met elkaar vergeleken. We vergeleken daarom in hoofdstuk 3 twee provocatiemethodes in het lab die hostiliteit opwekken (i.e., sociale exclusie en belediging) en bekeken hoe ze werden beïnvloed door psychopathische en narcistische persoonlijkheidstrekken. We selecteerden twee procedures gebaseerd op methodologische gelijkenis en verwachtten dat ze een gelijke impact zouden hebben op agressief gedrag, negatief affect en waargenomen dreiging. Ook verkenden we de relaties tussen geprovoceerde hostiliteit en psychopathische en narcistische persoonlijkheidstrekken. De resultaten bevestigde de hypothese dat sociale exclusie en belediging een vergelijkbare impact hadden op hostiliteit. Bevindingen lieten ook een negatieve relatie zien tussen waargenomen dreiging en initiële agressieve respons in mensen met verhoogde niveaus van narcisme na een belediging. De resultaten lieten verder een negatieve relatie zien tussen verandering in negatief affect en agressief gedrag in mensen met psychopathische trekken. Een belangrijke interventie die effectief is gebleken in het verminderen van hostiliteit is cognitieve herstructurering. In hoofdstukken 4 en 5 werd onderzocht en beschreven of het verrijken van CR met ‘mental imagery’ zijn werkzaamheid verhoogd. Mensen met een verhoogde hostiliteit werden willekeurig toegewezen aan één sessie CR, ‘imagery’-verrijkte CR (I-CR) of een actieve controle interventie (AC). Bij baseline, post-interventie en één week na de interventie (follow-up) werden veranderingen in vijandige gedachtes, agressieve neigingen, momentane boosheid en hostiliteitstrekken gemeten. Ook werden proefpersonen één week na de interventie blootgesteld aan een provocatie. We verwachtten dat I-CR werkzamer zou zijn in het verminderen van vijandige overtuigingen, agressieve neigingen, momentane boosheid en hostiliteitstrekken, vergeleken met CR en AC. Resultaten lieten zien dat vijandige gedachtes, agressieve neigingen en momentane boosheid sterker verminderden na I-CR en CR vergeleken met AC. I-CR was bovendien duurzaam werkzamer in het verminderen van vijandige gedachtes en agressieve neigingen vergeleken met AC en CR. Alle interventies verminderden hostiliteitstrekken over tijd. Een andere manier om behandelopties voor hostiliteit te bevorderen is door het ontwikkelen en implementeren van nieuwe interventies. Eén interventie die mogelijke effectief zou kunnen zijn in het verminderen van hostiliteit is ‘cognitive bias modification for hostile interpretation bias’ (CBM-I). Hoofdstuk 6 beschrijft de ontwikkeling van een nieuwe CBM-I interventie en hoe het werd getest in twee experimenten. Het eerste experiment testte de haalbaarheid van CBM-I vergeleken met een actieve controle (AC) conditie in een kleine gemengde steekproef van mannen uit de algemene bevolking en mannelijke patiënten. Het tweede experiment beschreef een gerandomiseerd, gecontroleerd experiment in een grote groep mensen met klinische hostiliteitsniveaus. De hypothese was dat CBM-I in het eerste experiment

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0