Mariken Stegmann

We vonden geen verschil tussen de groepen met betrekking tot patient  empowerment: De OPT‐groep (48 deelnemers) had een gemiddelde score van 87 met  een standaarddeviatie (SD) van 18. In de controlegroep (58 deelnemers) was de  gemiddelde score 84, SD 18 (p=0.47). Opvallend was dat  in beide groepen de  maximale score vaak voorkwam (plafond‐effect). Hoewel het verschil statistisch niet  significant was, waren er in de OPT‐groep wel minder mensen met laag  empowerment  (19% versus 24%, p=0.50).  Ook had de OPT‐groep significante lagere gemiddelde scores voor angst (gemiddeld  6.0, SD 4.6 versus gemiddeld 7.6, SD 4.4; p<0.05). De gemiddelde scores voor  somberheid (5.9, SD 4.8 versus 6.4, SD 4.1) en vermoeidheid (63, SD 21 versus 67, SD  19) waren in de interventiegroep ook net iets lager maar verschilde niet significant  met de controlegroep.  We hebben ook gekeken naar het percentage patiënten dat boven het vastgestelde  afkappunt van de vragenlijsten scoorde. Bij een score boven het afkappunt is er  sprake van meer angst, somberheid of vermoeidheid.   Het percentage patiënten met gevoelens van angst was in de interventiegroep 31%,  versus 41% in de controlegroep. Dit verschil was niet statistisch significant. Datzelfde  gold voor gevoelens van somberheid (29 versus 37%). Wel had de interventiegroep  significant minder vaak last van vermoeidheid (59% versus 77%, p=0.05). (Figuur 5)  Figuur 5. Percentage deelnemers OPTion‐studie met klachten, per groep.  23

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0