Mariken Stegmann

Inleiding  In dit hoofdstuk bespreken we hoe het tweede deel van de OPTion‐studie is verlopen  en wat de resultaten zijn. Dit is het deel waarin we de patiënten die in deel 1 een  OPT‐gesprek hadden met de huisarts nog zes maanden volgden. In die zes maanden  hadden ze nog driemaal een OPT‐gesprek.  Methode  We verrichtten een descriptieve en kwalitatieve analyse. We verdeelden de patiënten  in late fase (overlijden binnen een jaar) en vroege fase. We analyseerden notities  gemaakt tijdens deze periode uit zowel het huisartsendossier als het  ziekenhuisdossier.  Resultaten  Van de 29 geïncludeerde patiënten, hadden er bij aanvang van de studie 10 (34%)  levensverlenging als belangrijkste doel en 9 (31%) het behouden van  onafhankelijkheid. Patiënten in het laatste jaar voor overlijden (late fase),  prioriteerden levensverlenging minder vaak (3 patiënten, 21%) dan patiënten in de  vroege fase (7 patiënten, 47%). Voor 16 patiënten (55%) veranderden de doelen  tijdens de follow‐up. Dit kwam vaker voor bij patiënten in de late fase (12 patiënten,  86%), dan bij patiënten in de vroege fase (4 patiënten, 27%). (Figuur 7.)  Kwalitatieve analyse toonde drie thema’s die de OPT‐score aan het begin van de  studie verklaarden: een specifiek doel prioriteren, een doel als onbelangrijk  waarderen, behandelkeuzes gerelateerd aan doelen. Ook voor het veranderen van  doelen vonden we drie thema’s: symptomen, ziektebeloop en levensgebeurtenissen,  en ook voor stabiele doelen (stabiele situatie, niet‐ziekte gerelateerde motivatie en  stabiliteit ondanks symptomen). (Figuur 7 en Box 3.)  Conclusie  Patiënten in de late fase kozen minder vaak levensverlenging als belangrijkste doel en  hun doelen veranderden vaker. Aanleiding voor veranderingen konden zowel  gerelateerd zijn aan de ziekte (bijvoorbeeld symptomen) als aan andere  levensgebeurtenissen.  26

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0