Nanke Dokter

110 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen 11 Leraar En is dat goed gegaan? 12 Leraar Verhaaltjessommen. 13 Leerling XXX. 14 Leraar Oke, oke, jij nog niet N. 15 Leraar Jij ging naar juffrouw A. 16 Leraar Dan ga ik met jou de verhaaltjessommen nog een keer herhalen. 17 Leraar Ja? 18 Leraar Oke, de verhaaltjessommen die je gisteren in je pietenboek gemaakt hebt denk ik. [Verbeterd herhalen eigen taalgebruik] 19 Leraar Ik denk dat L die bedoelt. Ja. 20 Leraar Nee, ik bedoel eigenlijk deze dingen, hoe heten ze ook al weer? [Vragen preciezer te formuleren] 21 Leerling Tienvoud! 22 Leraar Tienvouden, hè, heel goed. [Verbeterd herhalen van uiting van leerling] 23 Leraar En dan hadden we gekeken op die hele lange getallenlijn. 24 Leraar En toen kwam V net al binnen en die zei: ‘Juf, wat heb jij een mooie ketting!’ Fragment 2: tijdsduur 19 seconden 25 Leerling Daarom is deze lengte al tot 100. 26 Leraar Is dat zo? Denk je dat? [Prikkelende opmerking maken] 27 Leerling Hij is al groot! 28 Leraar Hij is groot, dat klopt. [Herhalen van correcte uiting van leerling] 29 Leraar Maar V. zegt hij gaat al wel tot 100, en hoe weet jij nou dat hij al tot 100 gaat? 30 Leerling XXX 31 Leraar Eh even wachten, want V. is aan het uitleggen. 32 Leerling V. Hij gaat steeds van 10. Ook in de fragmenten uit deze tweede les laat de leraar zien de interactie met de leerlingen aan te gaan rondom schooltaalbegrippen. Zo is de leraar gericht op het correct verwoorden van schooltaal in regel 4 als ze vraagt ‘Welke sommen, weet jij het nog J?’ Ook in regel 20 vraagt de leraar een leerling de schooltaal correct te verwoorden als ze zegt ‘Hoe heten ze ook al weer?’ Alle hierboven genoemde strategieën worden weergegeven in Figuur 5.3.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0