Nanke Dokter

112 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen er geen power down strategie gebruikt. Het overzicht laat zien dat de gerichtheid van de gebruikte strategieën in beide lessen tijdens de werkvorm gesprek gelijk was, name- lijk gericht op schooltaalproductie. Door twee lessen van een leraar te bekijken is enig inzicht verkregen in de consistentie van het schooltaalstimulerende gedrag. 5.5 Conclusies Om beter inzicht te krijgen in factoren die samen kunnen hangen met het schooltaal- stimulerende gedrag van leraren, is in kaart gebracht in hoeverre er samenhang bestaat tussen dit gedrag (het schooltaalaanbod en de schooltaalstimulerende strategieën) en de leraarkenmerken kennis, attitude en vaardigheid met betrekking tot schooltaal van leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 en een aantal achtergrondkenmerken. Uit de kennistoets bleek dat de leraren gemiddeld 65% van de stellingen over schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën goed beantwoordden. Als de scores van de leraren volgens de norm van de landelijke toets van de kennisbasis Nederlandse Taal voor de pabo (Van der Leeuw et al., 2009) zou worden vastgesteld, zou één leraar een onvoldoende hebben gehaald en de anderen een voldoende. Uit de attitudevragen- lijst over het besteden van aandacht aan schooltaal tijdens de rekeninstructie bleek dat leraren over het algemeen het belang van aandacht voor schooltaal tijdens de rekenles inzien; ze vinden het ook plezierig om aandacht aan taal te besteden tijdens de reken- instructie en hun zelfbeeld erover is positief. Bij het testen van de eigen schooltaal- vaardigheid van de leraren met een schrijftest konden twee dimensies worden onder- scheiden: een dimensie met lexicaal rijke inhoud, aangeduid als vaardigheid/inhoud, en een dimensie met qua vorm complex taalgebruik, aangeduid als vaardigheid/vorm. Bij vaardigheid/inhoud behaalden de leraren gemiddeld meer punten dan bij vaardig- heid/vorm. Bij het vaststellen van samenhang tussen de schooltaalkennis, schooltaal- attitude en schooltaalvaardigheid bleek dat schooltaalkennis en -attitude enige samen- hang vertonen en dat leraren die minder hoog scoorden op vaardigheid/vorm een positievere attitude hadden ten opzichte van schooltaal, dan leraren die hoger scoor- den op vaardigheid/vorm. Ervaring in groep 3 en 4 bleek samen te hangen met vaardig- heid/vorm: hoe meer ervaring de leraren hadden in groep 3 en 4, des te eenvoudiger was de vorm van de tekst die ze schreven. Bij het onderzoeken van de samenhang tussen de leraarkenmerken kennis, attitude en vaardigheid met betrekking tot schooltaal en het schooltaalstimulerende gedrag, werd een negatief significante correlatie gevonden tussen vaardigheid/inhoud en het schooltaalstimulerende gedrag gericht op productie. Leraren die hoger scoren op vaardigheid/inhoud lijken minder gericht te zijn op schooltaalproductie van de leer- lingen. Verder bleken de kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaal van de leraar niet samen te hangen met hun schooltaalstimulerende gedrag. Dat leraren een bepaalde houding hebben ten aanzien van bepaalde strategieën is dus niet te zien in het gedrag dat ze vertonen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat leraren een van de meest gebruikte strategieën het ‘herhalen van correcte uiting van leerling’ minder plezierig om te doen en belangrijk vinden dan andere strategieën. Bij het analyseren

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0