Nanke Dokter

Kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag 113 van de gebruikte schooltaalstimulerende strategieën bleek dat ‘herhalen van correcte uiting van leerling’ gemiddeld gezien een van de meest gebruikte strategieën is. Wat leraren vinden, lijkt niet vanzelfsprekend te leiden tot gedrag dat daarmee overeenstemt. Dit lijkt in tegenspraak met de theorie van gepland gedrag waarin de attitude een belangrijke voorspeller is van de intentie om bepaald gedrag te vertonen en van het feitelijke gedrag (Ajzen, 1991). Het vertonen van schooltaalstimulerend gedrag wordt blijkbaar door meer aspecten bepaald dan alleen de attitude, kennis of vaardigheden van de leraar. De context waarin de leraar zich bevindt, speelt wellicht een rol bij het gedrag dat hij vertoont. Om dit te onderzoeken zijn vier casestudies uitgevoerd, waarin leraren zijn vergeleken op vier specifieke contextvariabelen. Er zijn leraren onderzocht die dezelfde lesinhoud behandelden, leraren die lesgaven aan dezelfde groep leerlingen en leraren die lesgaven aan een groep waarvan meer dan 80% of minder dan 20% van de leerlingen oorspronkelijk niet Nederlandstalig was. De laatste casus was van een iets andere orde, daarin werd onderzocht of er consistentie in het handelen van de leraar zelf te vinden was door fragmenten uit twee lessen van dezelfde leraar te analyseren. Na analyse van de leraren in deze vier casestudies lijkt het erop dat gedrag zowel leraarafhankelijk als contextafhankelijk is. De drie leraren die dezelfde lesinhoud behandelden gebruikten daarbij een divers schooltaalaanbod en de strategieën die werden ingezet verschilden. De lesinhoud leek niet sturend te zijn. De invloed van de groep leerlingen zelf bleek ook niet doorslaggevend bij het laten zien van schooltaalstimulerend gedrag. Uit twee analyses bleek dat leraren met eenzelfde leerlingenpopulatie onderling meer verschilden in schooltaalstimulerend gedrag dan leraren die lesgaven aan verschillende leerlingpopulaties. De leraren die lesgaven aan dezelfde groep leerlingen verschilden onderling sterk en de leraren die lesgaven aan groepen met meer dan 80% NT2-leerlingen verschilden over het algemeen meer van elkaar dan van de leraar die lesgaf aan een groep met minder dan 80% NT2-leerlingen, behalve bij gesprek . Daar werd minder complex taalaanbod gevonden in de klassen met meer dan 80% NT2-leerlingen. Voor het gebruik van power up of power down strategieën gold ook dat de leraren onderling sterk verschilden. Hier was te zien dat de strategieën die in klassen met meer dan 80% NT2-leeringen vaker werden ingezet dan in de klas met minder dan 20% NT2-leerlingen, iets meer gericht waren op correctie van taalgebruik dan op het ontlokken van taaluitingen van de leerlingen. De aard van de leerlingenpopulatie en dan vooral de talige achtergrond van deze populatie, lijkt dus enigszins samen te hangen met het schooltaalstimulerende gedrag van de leraren. Dat het gedrag zowel leraarafhankelijk als contextafhankelijk is, werd bevestigd bij het onderzoeken van een leraar tijdens twee lessen. Uit de analyse van het schooltaal- stimulerende gedrag bij de werkvorm gesprek van een leraar tijdens twee lessen was te zien dat er een voorkeur lijkt te zijn voor bepaalde strategieën, maar dat de keuze om bepaalde strategieën in te zetten ook afhankelijk is van de mogelijkheden die de situatie biedt. Deze gegevens zijn enkel gebaseerd op vergelijkingen van slechts één, twee of drie leraren. Daarbij werd gebruik gemaakt van de eerder in dit onderzoek getranscribeerde data van vier minuten uitleg en vier minuten gesprek tijdens de rekeninstructietijd. Niet alle leraren gebruikten die beide werkvormen tijdens hun instructie, wat de hoeveelheid data waarop de analyses binnen de casussen gebaseerd 5

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0