Nanke Dokter

Conclusies 119 gesprek . Er bleek geen samenhang te bestaan tussen de achtergrondkenmerken en de groep waarin de leraren werkzaam waren enerzijds en de verschillende strategieën die zij inzetten om begrip van schooltaal te stimuleren anderzijds. Tijdens de werkvorm gesprek werden schooltaalstimulerende strategieën gebruikt die gericht waren op zowel begrip als op productie van schooltaal. In deze werkvorm gebruikten leraren meer variatie om de schooltaalontwikkeling van hun leerlingen te stimuleren dan in de werkvorm uitleg , waar voornamelijk strategieën gericht op begrip werden ingezet. Dit betekent dat het waardevol kan zijn voor het stimuleren van de schooltaalontwikkeling van de leerlingen om de werkvorm gesprek tijdens de rekeninstructie vaker in te zetten. Daar komt bij dat leraren die vooral op schooltaalproductie gerichte strategieën inzetten, significant vaker power up strategieën inzetten, waarbij van leerlingen ge- vraagd werd de dagelijkse taal zo te gebruiken dat zij meer schooltaalkenmerken bevatte. Als de leraren gericht waren op begrip gebruikten ze daarentegen significant meer power down strategieën, waarbij het herformuleren van schooltaal naar meer dagelijkse taal centraal stond. Als laatste is onderzocht welke samenhang er te vinden was tussen schooltaal- aanbod en schooltaalstimulerende strategieën bij de leraren. Uit de correlatie tussen de vijf schooltaalkenmerken en de schooltaalstimulerende strategieën bleek dat de relatie tussen het gebruik van lexicaal complexe of infrequente woorden door de leraar en het inzetten van meer schooltaalstimulerende strategieën significant positief is. Waarschijnlijk zijn leraren zich bewust van de door hen gebruikte ‘moeilijke woorden’ en speelt dat een rol bij de strategieën die ze inzetten. Bij het analyseren van het feitelijke schooltaalaanbod van de leraren bleek lexicale complexiteit echter niet veel voor te komen. 6.4 Samenhang tussen schooltaalstimulerend gedrag, leraarkenmerken en achtergrondkenmerken Om de invloed van achtergrondkenmerken op het schooltaalstimulerende gedrag van leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 te achterhalen, is in kaart gebracht in hoeverre er samenhang bestaat tussen het schooltaalstimulerende gedrag (het schooltaalaan- bod en de schooltaalstimulerende strategieën), de leraarkenmerken kennis, attitude en vaardigheid met betrekking tot schooltaal, en de achtergrondkenmerken leeftijd, jaren ervaring en vooropleiding. Bij alle leraren werd een kennistoets afgenomen. Uit deze toets bleek dat de leraren gemiddeld 65% van de stellingen over schooltaal en schooltaalstimulerende strate- gieën goed beantwoordden, waarmee ze – met één uitzondering – voldaan zouden hebben aan de norm van de Kennisbasistoets Nederlandse taal voor de pabo. Uit de attitudevragenlijst, die gericht was op het cognitieve, het affectieve en het zelfbeeld- aspect met betrekking tot het besteden van aandacht aan schooltaal tijdens de reken- instructie, bleek dat leraren over het algemeen positief staan tegenover het geven van aandacht aan taal tijdens de rekenles. Ze zien het belang van aandacht voor schooltaal tijdens de rekenles in, ze vinden het plezierig om aandacht aan schooltaal te besteden 6

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0