Nanke Dokter

120 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen tijdens de rekeninstructie en hun zelfbeeld over het kunnen inzetten van schooltaal- stimulerende strategieën is positief. Bij het testen van de eigen schooltaalvaardigheid van de leraren met een schrijftest, konden twee dimensies worden onderscheiden: lexicaal rijke inhoud, aangeduid als vaardigheid/inhoud en complex taalgebruik qua vorm, aangeduid als vaardigheid/vorm. De leraren bleken vaardiger op de inhoudelijke dan op de vormelijke aspecten van schooltaal. Bij het vaststellen van samenhang tussen kennis, attitude en vaardigheid met betrekking tot schooltaal, kwam naar voren dat schooltaalkennis en -attitude enige samenhang vertoonden. Daarnaast bleek dat leraren die minder hoog scoorden op vaardigheid/vorm een positievere attitude hadden ten opzichte van schooltaal dan leraren die hoger scoorden op vaardigheid/vorm. Ervaring in groep 3 en 4 bleek samen te hangen met vaardigheid/vorm: hoe meer ervaring de leraren hadden in groep 3 en 4, des te eenvoudiger de vorm van hun geschreven tekst was. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat leraren die jarenlang minder complex taalgebruik hanteren tijdens de lessen dit ook doen tijdens andere taaltaken die ze verrichten. Een negatief signifi- cante correlatie werd gevonden tussen vaardigheid/inhoud en het schooltaalstimu- lerende gedrag gericht op productie. Leraren die hoger scoren op vaardigheid/inhoud tijdens de schrijftest lijken minder gericht te zijn op het ontlokken van schooltaal- productie van de leerlingen. Er werd geen samenhang gevonden tussen de kennis, attitude en vaardigheid met betrekking tot schooltaal van de leraren en hun school- taalstimulerende gedrag. Dit houdt in dat kennis en houding ten aanzien van bepaalde strategieën van leraren niet terug te vinden zijn in het gedrag dat ze laten zien in de les. Wat leraren weten of vinden, leidt niet vanzelfsprekend tot gedrag dat daarmee overeenstemt. Blijkbaar wordt het vertonen van schooltaalstimulerend gedrag door andere dan de onderzochte aspecten bepaald. In een nadere analyse is een indicatie verkregen van het belang van de context waarin de leraar zicht bevindt. In vier casestudies werd de invloed van lesinhoud, de populatie leerlingen in de groep, de taalvaardigheid van de leerlingen, en de eigen stijl van de leraar op schooltaalstimulerend gedrag onderzocht. Na analyse van de uitingen van de leraren in deze casestudies lijkt het erop dat school- taalstimulerend gedrag zowel leraarafhankelijk als contextafhankelijk is. Het school- taalaanbod van drie leraren die dezelfde lesinhoud over wilden brengen was divers en ook de schooltaalstimulerende strategieën die werden ingezet verschilden. De les- inhoud leek niet leidend te zijn. De invloed van de groep leerlingen bleek ook niet doorslaggevend bij het vertonen van schooltaalstimulerend gedrag: uit de analyses van twee casestudies bleek dat de leraren met dezelfde leerlingenpopulatie onderling niet minder verschilden dan de leraren die lesgaven aan groepen met verschillende leer- lingenpopulaties. Wel werd zichtbaar dat de strategieën in klassen met veel NT2- leerlingen vaker gericht waren op taalcorrectie dan op het ontlokken van taaluitingen van de leerlingen en dat het taalaanbod minder complex was. Dit betekent dat de aard van de leerlingenpopulatie, en dan vooral de talige achtergrond van deze populatie, (enigszins) lijkt samen te hangen met het gebruik van schooltaalstimulerende strategieën van de leraren. Ook de analyse van de werkvorm gesprek in twee lessen van een leraar liet zien dat het schooltaalstimulerende gedrag zowel leraarafhankelijk is als

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0