Nanke Dokter

14 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen Taal- niveau DASH CALS Kenmerk schooltaal Operationalisering Kenmerk schooltaal Operationalisering Socio- pragmatisch Communicatieve stijl gericht op ontlokken van taal Vorm: vragen stellen, feedback geven Meta- linguïstisch Bewustzijn van schooltaalregister Onderscheiden van schooltaal (lexicale precisie en bondige informatieverstrek- king) ten opzichte van meer dagelijkse taal De volgende kenmerken worden in zowel het DASH-project als bij CALS benoemd: gebruik van samengestelde of complexe zinnen, gebruik van voegwoorden en gebruik van verbindende elementen in een tekst die samenhang creëren. Schooltaalkenmerken waarin CALS aanvullend is bij DASH zijn: het gebruik van morfologisch complexe woorden en conceptuele verwijzingen, en bewustzijn van het schooltaalregister. Dit laatste is gesitueerd op metalinguïstisch niveau, dat als vijfde taalniveau in Tabel 1.2 is toegevoegd. De indeling op taalniveaus is niet altijd even eenduidig, maar biedt wel een kader voor de analyse van schooltaalgebruik. Anders dan in Tabel 1.2 werkt Henrichs (2010) niet met een indeling op morfosyntactisch maar op syntactisch niveau. Het morfo- logisch aspect van de woorden komt zodoende terecht bij het lexicale niveau. Daardoor vallen alle kenmerken met betrekking tot woorden onder hetzelfde niveau. In de indeling van Henrichs vallen het gebruik van inhoudswoorden, infrequente woorden en morfologisch complexe woorden in dezelfde lexicale categorie. Wat zowel bij DASH als bij CALS niet wordt genoemd zijn de vakspecifieke woorden. Er kan een onder- scheid worden gemaakt tussen algemene schooltaalwoorden, die vakoverstijgend worden gebruikt (zoals ‘manifesteren’ of ‘formuleren’) en vakspecifieke schooltaal- woorden, ook wel (vak)jargon genoemd (zoals ‘breuken’ of ‘vermenigvuldiging’) (Nagy & Townsend, 2012; Smit, 2013). Vakspecifieke terminologie is noodzakelijk bij het leren van specifieke vakinhouden: ‘Nieuwe gespecialiseerde vormen van kennis vragen om nieuwe manieren van uitdrukken en terminologie, terwijl het verwerven van die nieuwe taalmiddelen het verwerven van kennis mogelijk maakt’ (Elbers, 2012, p. 96, gebaseerd op Schleppegrell, 2004). Vaktaalwoorden horen bij de dimensie field omdat ze nodig zijn bij het specifiek kunnen communiceren over de inhoud van een bepaald vak. Deze woorden kunnen tegelijkertijd ook infrequent of complex zijn, waardoor ze het schooltalige karakter van de taaluiting op meerdere manieren beïnvloeden. Bij Uccelli et al. (2015) wordt het bepalen van conceptuele verwijzingen genoemd als kernvaardigheid. De leerling moet een antecedent in de tekst kunnen koppelen aan een concept dat al eerder in de tekst is beschreven. Omdat concepten meer of minder ingewikkeld beschreven kunnen zijn, geeft dit weinig inzicht in het schooltalige karak- ter van de tekst. Het abstractieniveau van de tekst is daarentegen een duidelijk te

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0