Nanke Dokter

Opzet van het onderzoek naar de effectiviteit van de interventie 147 Attitudevragenlijst Om de attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van de attitudevragenlijst die ook in Deel 1 werd afgenomen (Cronbach’s alfa .85, voor de subschalen plezier, zelfbeeld en belang respectievelijk .69, .64 en .63: zie Paragraaf 2.2.5). Deze toets was samengesteld naar voorbeeld van Van der Linden (2012) en Van Aalderen en Walma van der Molen (2013). De attitudevragenlijst maakt gebruik van een 5-punts Likertschaal en bestaat uit drie onderdelen: belang van schooltaal tijdens de rekeninstructie, plezier in aandacht schenken aan schooltaal tijdens de rekeninstructie, en zelfinschatting over het omgaan met schooltaal tijdens de rekeninstructie. Deze onderdelen corresponderen met de drie centrale aspecten van attitude: cognitieve, affectieve en zelfbeeldaspecten (Bohner et al., 2002; Fishbein & Ajzen, 2010; Van der Linden et al., 2015). Bij de nameting zijn de vragen in een andere volgorde gezet. De voor- en nameting vonden tegelijk met de kennistoetsing plaats tijdens een taalles, twee weken voor en na de interventie. Observaties Tijdens de bijeenkomsten in het kader van de interventie zijn observaties uitgevoerd. Bij zowel de experimentele groep als de controlegroep zat de onderzoeker in het klaslokaal en noteerde in vrije notities wat er gebeurde. De nadruk lag daarbij op opmerkingen van de docent rekenen/wiskunde of van de studenten die direct te maken hadden met de inhoud en uitvoering van de bijeenkomsten. De studenten werden ook (indirect) geobserveerd bij het inzetten van de school- taalstimulerende strategieën tijdens de rekenles in hun stageklas. Dit gebeurde door de video-opnamen die de studenten zelf aanleverden te observeren en de schooltaal- stimulerende strategieën te scoren die de studenten gebruikten. Van iedere instructie werden de eerste vier minuten na de start van de les getranscribeerd en gecodeerd volgens het protocol schooltaalstimulerende strategieën, zoals beschreven in Para- graaf 2.2.3. Om de betrouwbaarheid van de coderingen te vergroten zijn alle frag- menten door twee onderzoekers beoordeeld. Onderling afwijkende scores werden besproken en op basis van die bespreking kon in alle gevallen overeenstemming worden bereikt over de definitieve score. Evaluatie Met de docent rekenen/wiskunde werd waar mogelijk na iedere bijeenkomst een kort interview gehouden waarin deze het verloop van de bijeenkomst evalueerde. Na de laatste bijeenkomst is met de docent een langer gesprek gevoerd, waarin hij zowel de effecten van de interventie voor de studenten als voor hemzelf besprak. Om de door de studenten zelf ervaren effecten van de interventie te onderzoeken, is tijdens de laatste bijeenkomst bij alle aanwezige studenten (24) uit de experimentele groep en 21 uit de controlegroep) een vragenlijst afgenomen. Deze vragenlijst bestond uit vijftien stellingen waarbij de studenten op een 5-punts Likertschaal aan konden 8

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0