Nanke Dokter

16 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen 1.2 Schooltaal en rekenen Taal en tekstbegrip spelen bij de rekeninstructie een grote rol (Prenger, 2005). Taal is niet alleen het middel waarmee de rekeninstructie wordt gegeven, ze speelt ook een fundamentele rol bij het wiskundig redeneren (Ball & Bass, 2003). Wiskundige problemen worden geplaatst in een contextueel talig kader (Bottge, 1999; Prenger, 2005). Om het wiskundige probleem te kunnen oplossen, moeten leerlingen het pro- bleem eerst decontextualiseren, waarbij hogere orde denkvaardigheden zoals rede- neren vereist zijn (Mercer & Sams, 2006; Phye, 1997). Bij het verwoorden van wis- kundige redeneringen hebben leerlingen specifieke, formele wiskundetaal (ook wel aangeduid als rekentaal) nodig (Caspi & Sfard, 2012; Sfard, 2001, 2012). De conse- quentie van dit alles is dat leraren effectieve manieren hebben gezocht om wiskunde- gesprekken (ook wel aangeduid als rekengesprekken of wiskundige discussie) in de rekenles te integreren, met de verwachting dat leerlingen gestimuleerd worden actief betrokken te zijn bij de cognitief complexe denkprocessen die van hen worden ge- vraagd (Henningsen & Stein, 1997). Leraren organiseren klassikale wiskundegesprek- ken waarin het denken van de leerlingen zichtbaar wordt gemaakt, met als resultaat dat ze deze leerlingen gerichter kunnen begeleiden bij het construeren en evalueren van wiskundige ideeën (Stein, Engle, Smith & Hughes, 2008). Om op de juiste wijze effectief te kunnen deelnemen aan deze klassikale wiskundegesprekken moeten leerlingen de bijbehorende specifieke en formele wiskundetaal leren (Bailey, 2007; O’Malley & Chamot, 1990). Deze taal is onderdeel van het schooltaalregister en uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit register veel verschilt van de taal die leerlingen thuis leren (Aarts, Demir-Vegter, Kurvers & Henrichs, 2016; Bailey, 2007; Cummins, 1980; Henrichs, 2010; Schleppegrell, 2004). Volgens de kerndoelen rekenen/wiskunde moeten leerlingen vanaf groep 3 en 4 leren om formele rekentaal te gebruiken (Buijs, 2008; Ministerie van OCW, 2006). 1.2.1 Werkvormen bij de rekeninstructie Schooltaalstimulerend gedrag kan worden verwacht in situaties waarin leraar en leerlingen in gesprek gaan over de inhoud van de les en waarbij het schooltaalregister noodzakelijk is voor het correct verwoorden van die inhoud. Volgens Gibbons (2002) is interactie het hart van ieder leerproces. Anderson, Chapin en O’Conner (2011) vonden een positief verband tussen een interactieve aanpak bij het lesgeven in rekenen/wiskunde en leerlingresultaten. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de manier waarop interactie tijdens de instructie een plaats krijgt, kan verschillen (Barwell, 2016; Niederdorfer & Kroon, 2014; Nijland, 2011). De interactie die traditioneel veel voorkomt tijdens de rekenles is klassikaal gericht en kenmerkt zich door een aanpak waarbij leerlingen proberen het goede antwoord te vinden op een voorgelegd probleem (Langer-Osuna & Avalos, 2015). Barwell (2016) betoogt dat de wiskundige betekenis voor leerlingen stijgt tijdens wat hij ‘de dialogische aanpak’ noemt. Dat betekent dat leerlingen beter zullen begrijpen hoe wiskunde in de realiteit voorkomt en kan worden toegepast, als ze gesprekken voeren waarin over betekenis wordt onderhandeld met

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0