Nanke Dokter
160 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen (r=.23, p=.08). Studenten met een hoge score op kennis over schooltaal scoorden ook hoog op kennis over schooltaalstimulerende strategieën. Om vast te stellen of er een effect was van de interventie op de kennisontwikkeling van de studenten in de experimentele groep, werd een multivariate variantieanalyse (Manova) met herhaalde metingen uitgevoerd met tijd (voormeting en nameting) en kennisaspect (kennis van schooltaalkenmerken en schooltaalstimulerende strate- gieën) als within-subject variabelen, conditie (experimentele of controlegroep) als between-subject variabele en percentage correct beantwoorde vragen als afhankelijke variabele. Er werd een significant hoofdeffect van Tijd gevonden met een grote effectmaat (F 1,42 =37.04, p=.000, η p 2 =.47), een significant hoofdeffect van Kennisaspect met even- eens een grote effectmaat (F 1,42 =23.26, p=.000, η p 2 =.36) en een significante interactie tussen Tijd en Kennisaspect met een kleine effectmaat (F 1,42 =4.10, p=.049, η p 2 =.09). Het verschil tussen de groepen was niet significant (F 1,42 =2.01, p=.16, η p 2 =.05) en ook de overige interactie-effecten waren niet significant (F<1 voor Tijd x Groep, 2.17, p=.15 voor Kennisaspect x Groep; <1 voor Tijd x Kennisaspect x Groep). Dit betekent dat beide groepen significant beter scoorden in de nameting, dat over het algemeen de vragen over strategieën beter gemaakt werden dan de vragen over schooltaalkenmerken en dat van beide groepen de kennis over strategieën tussen voor- en nameting meer vooruit was gegaan dan kennis over schooltaalkenmerken. Samenvattend. Zowel de experimentele groep als de controlegroep laten groei zien in hun kennis over schooltaalkenmerken en schooltaalstimulerende strategieën, waarbij de kennis over strategieën relatief groter is en harder groeit. Deze groei kan niet worden toegeschreven aan de interventie. 9.2.2 Attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag De attitude van de pabostudenten ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag is, net als bij de leraren in Deel 1, vastgesteld door afname van een vragenlijst waarin vragen (met een 5-punts Likertschaal) over cognitieve, affectieve en zelfbeeldaspecten van de attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag waren opgenomen (zie Hoofdstuk 2 voor een beschrijving van de vragenlijst). Bij zowel de voor- als de na- meting is gebruik gemaakt van dezelfde vragen, die bij de nameting in een andere volgorde waren geplaatst. Tabel 9.3 bevat de gemiddelde score, standaarddeviatie en range van de attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag van de experi- mentele groep en de controlegroep bij de voor- en nameting.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0