Nanke Dokter
De effectiviteit van de interventie 161 Tabel 9.3 Attitude schooltaal: gemiddelde score, standaarddeviatie en range bij experimentele groep en controlegroep in voor- en nameting Conditie Meting Aspect N Gem. SD Range Experimentele groep Voor (N=27) Cognitief 26 3.67 .28 3.09 – 4.45 Affectief 27 3.43 .26 2.91 – 3.91 Zelfbeeld 27 3.44 .30 2.73 – 4.00 Totaal 26 3.50 .22 2.94 – 4.00 Na (N=34) Cognitief 34 3.74 .40 3.00 – 4.45 Affectief 34 3.54 .25 3.09 – 4.09 Zelfbeeld 34 3.42 .43 2.64 – 4.64 Totaal 34 3.58 .31 2.97 – 4.21 Controlegroep Voor (N=27) Cognitief 27 3.88 .32 3.18 – 4.73 Affectief 27 3.51 .33 3.00 – 4.18 Zelfbeeld 27 3.50 .35 2.82 – 4.09 Totaal 27 3.63 .26 3.06 – 4.15 Na (N=23) Cognitief 23 3.92 .34 3.45 – 4.91 Affectief 23 3.64 .44 2.73 – 4.45 Zelfbeeld 23 3.51 .41 2.82 – 4.27 Totaal 23 3.69 .34 3.15 – 4.39 De gemiddelden op voor- en nameting van de experimentele groep en de controle- groep lagen tamelijk dicht bij elkaar. Op alle aspecten (cognitief, affectief en zelfbeeld) scoorden de groepen zowel voor als na de interventie hoger dan 3, wat betekent dat de attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag tijdens de rekeninstructie over het algemeen positief was. Bij alle aspecten lieten de studenten een hogere score zien bij de nameting dan bij de voormeting, behalve bij het aspect zelfbeeld: daar scoorde de experimentele groep op de nameting een klein beetje lager. Op beide metingen scoorde de experimentele groep over het algemeen iets lager dan de controlegroep. Om vast te kunnen stellen of er een effect was van de interventie op de attitude- ontwikkeling van de studenten in de experimentele groep, werd een multivariate varian- tieanalyse met herhaalde metingen uitgevoerd met tijd (voor- en nameting) en attitude-aspect (cognitief, affectief en zelfbeeld) als within-subject variabelen, en con- ditie (experimentele of controlegroep) als between-subject variabele en score op de attitudeschaal als afhankelijke variabele. De Mauchy test op sphericity bij het attitude- aspect was niet significant (Mauchy’s W=.98, p=.67). Uit de analyse bleek een significant hoofdeffect van attitude-aspect met een grote effectmaat (F 1,41 =44.95, p=.000, η p 2 =.52) en een trend in de richting van significantie voor Tijd (F 1,41 =3.69, p=.06, η p 2 =.08). Uit de post-hoc analyse (Bonferroni) bleek dat op het cognitieve aspect van de attitude significant hogere scores behaald waren dan op beide andere aspecten (p=.000), die onderling niet van elkaar verschilden (p=.74). Geen van de interacties was significant (F respectievelijk <1 voor Tijd x Groep; 1.96, p=.15 voor Aspect x Groep; 1.49, p=.23 voor Tijd x Aspect; <1 voor Tijd x Aspect x 9
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0