Nanke Dokter
De effectiviteit van de interventie 165 Tabel 9.6 Power down en power up schooltaalstimulerende strategieën; gemiddeld aantal, standaarddeviatie en range bij experimentele groep en controlegroep in voor- en nameting Conditie Power Meting Gem. SD Range Experimentele groep (N=8) Power down Voor 9.00 6.78 1 – 23 Na 11.25 11.11 3 – 38 Power up Voor 7.63 5.24 1 – 15 Na 9.88 4.05 3 – 16 Controlegroep (N=5) Power down Voor 10.80 5.93 4 – 20 Na 8.40 6.47 1 – 17 Power up Voor 3.40 2.51 1 – 7 Na 6.20 3.70 2 – 11 Bij de voormeting gebruikten studenten van de experimentele groep minder strate- gieën die power down gericht zijn dan studenten van de controlegroep (gemiddeld 9.00 tegenover 10.80). Bij de nameting was dit omgedraaid; dan gebruikten studenten van de experimentele groep gemiddeld meer power down strategieën (gemiddeld 11.25) dan studenten van de controlegroep (gemiddeld 8.40). Daarbij lag de range van de experimentele groep bij de nameting tussen 3 en 38; de verschillen tussen de studenten waren dus groot. Bij het inzetten van power up strategieën scoorde de experimentele groep bij beide metingen hoger dan de controlegroep (gemiddeld respectievelijk 7.63 en 9.88 versus 3.40 en 6.20). Om vast te stellen of er een effect was van de interventie op het gebruik van power down en power up strategieën bij de studenten, is een multivariate variantieanalyse uitgevoerd met herhaalde metingen met tijd (voor- en nameting) en power ( down en up ) als within-subject variabele, conditie (experimentele of controlegroep) als between- subject variabele, en aantal ingezette schooltaalstimulerende strategieën als afhanke- lijke variabele. Uit deze analyse kwamen geen significante verschillen naar voren: er was geen hoofdeffect van Tijd (F<1) en Power (F 1,11 =2.13, p=.17, η p 2 = .16) en er waren ook geen significante interacties tussen Groep en Tijd (F<1), Groep en Power (F<1), Tijd en power (F 1,11 = 1.84, p=.20, η p 2 =.14) en Tijd, Groep en Power (F 1,11 =1.84, p=.20, η p 2 =.14). Ook is er geen verschil tussen de groepen (F 1,11 =-1.08, p=.32, η p 2 =.09). Wel was er sprake van redelijk grote effectmaten bij het hoofdeffect van Power en bij de interacties met Tijd, en Tijd en Groep. Dat betekent dat in alle gevallen relatief meer power down dan power up strategieën werden ingezet, dat de experimentele groep meer power down strategieën gebruikte na de interventie dan voor de interventie en dat beide groepen bij de nameting meer power up strategieën gebruikten dan bij de voormeting (zie Figuur 9.1 en 9.2). Ook hier geldt dat er veel variatie tussen studenten bestond in gebruiksfrequentie van power up en power down strategieën: een student van de experimentele groep zette bij de nameting drie keer een strategie in die kenmerkend is voor power down , een andere 38 keer. 9
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0