Nanke Dokter

De effectiviteit van de interventie 179 32 Student A We gaan eens even kijken bij jullie. 33 Leerling C Jij moet daar gaan staan en daarna ik. 34 Student A Wie is er groter, L of S? Tijdens de les wordt duidelijk dat het concept ‘grootste’ door de leerlingen anders wordt ingevuld dan bedoeld is. Leerlingen zeggen op de vraag wie de grootste is, hoe oud ze zijn. De student gaat hier niet op in. In regel 4 zegt een leerling voor het eerst ‘Ik ben vier’. Dit wordt door meerdere andere leerlingen herhaald. In regel 29 benoemt leerling C dat dit gebeurt: ‘Het gaat niet hoeveel jaar je bent, het gaat dat het, dat het naar klein van groot gaat.’ Student A bevestigt dit kort met ‘Ja, heel goed’ en gaat verder met ‘groter dan’. Leerling C krijgt daarmee summier feedback op de inhoud van zijn taaluiting en geen feedback op de vorm. In het totale transcript is te zien dat van de negen strategieën gericht op begrip die student A inzet, ze acht keer haar eigen correcte taalgebruik herhaalt; dit is vooral te zien in het herhalen van het begrip ‘kleinste’ of ‘grootste’. Van de acht strategieën gericht op productie van de leerlingen herhaalt ze (drie keer) of herhaalt ze verbeterd (vier keer) de uitingen van de leerlingen die gaan over klein of groot. De strategieën zijn met name power up gericht (vijf keer power up ; één keer power down ). Student A schreef tijdens Bijeenkomst 5 na de analyse van haar filmpje bij tien strategieën ‘doe ik al’ en bij twee strategieën (‘verbeterd herhalen van leerling’ en ‘herformuleren van uiting van leerling’) schreef ze ‘dit doe ik al impliciet’. Bij de doelen stelde ze dat ze aandacht wilde besteden aan zes strategieën: ‘Hardopdenkend voordoen’, ‘Herformuleren van eigen taalgebruik’, ‘Herformuleren van uiting van leerling’, ‘Herhalen van correcte uiting van leerling’, ‘Aanwijzingen geven’ en ‘Vragen preciezer te formuleren’. Daarnaast schreef ze als doel dat ze ‘goed gaat letten op de rest van de klas’. In de evaluatie gaf student A aan dat ze alle bijeenkomsten van de interventie heeft bijgewoond. Ze waardeerde het aanbod met een 8 en voor haar eigen betrokkenheid gaf ze een 7. Bij alle vragen scoorde ze een 4 of een 5, behalve bij duidelijkheid over haar begeleidende rol tijdens de rekenles. Ze scoorde bij alle vragen boven het gemiddelde van de groep, behalve bij de vraag over de voorbeeldrol van de docent bij het aangeven van het belang van het aanbod. Daar scoorde ze een 4; het gemiddelde is 4.27. Student A was over het algemeen in de evaluatie zeer positief over het aanbod. In het eindproduct plaatste student A het inzetten van schooltaalstimulerende stra- tegieën onder de stap ‘begeleiden van leeractiviteiten’ uit het model van cyclisch onder- wijs ontwerpen. Ze schreef over haar eigen leerproces het volgende: ‘Tijdens het begeleiden ben ik bezig geweest met de verschillende schooltaal- strategieën. We hebben het hier in week 7 over gehad en toen hebben we ook ge- keken naar wat je al deed en wat je nog meer kon doen. Zo had ik voor mezelf wat strategieën opgeschreven die ik nog niet had terug laten komen in mijn lessen. Deze heb ik voor de volgende rekenles genoteerd. Mijn mentor heeft die les toen gefilmd en hier zijn we de volgende themabijeenkomst nog naar gaan kijken. Toen 9

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0