Nanke Dokter

De effectiviteit van de interventie 193 In haar eindproduct beschreef student C dat er zes strategieën zijn, ze noemde alleen de strategieën gericht op productie. Ook schreef ze dat ze tijdens haar lessen probeerde om de kinderen zoveel mogelijk te begeleiden om schooltaal te gebruiken. Over haar eigen leerproces schreef student C het volgende. ‘Aan het begin van dit kwartaal heeft mijn mentor een kort filmfragment gemaakt. Hierin is te zien dat ik te weinig schooltaalstimulerende strategieën gebruik. Ik ben de lessen daarna dit gaan ontwikkelen.’ (Eindproduct Student C, januari 2018) Daarna beschreef ook student C een persoonlijk leerdoel waar ze in het vervolg aan wilde gaan werken en dat ze na de eerste analyseronde al had geformuleerd. ‘Na mijn lessenreeks heb ik een reflectieformulier ingevuld waarin naar voren is gekomen dat ik nummer 1: vragen preciezer formuleren nog te weinig tijdens mijn lessen heb gebruikt. Dit wil ik tijdens mijn komende rekenlessen meer gaan toe- passen. De punten die ik al goed gebruikte tijdens mijn lessen waren de punten: 2, 4 en 5.’ (Eindproduct Student C, januari 2018) Het leerdoel uit deze beschrijving is het doel dat na de eerste analyseronde door student C werd geformuleerd. In de evaluatie was student C minder positief over de interventie dan de studenten A en B. Ze was vijf van de zes bijeenkomsten aanwezig geweest, waardeerde het aanbod met een 6 en gaf haar eigen betrokkenheid ook een 6. Op vier vragen scoorde ze in de evaluatie hoger dan gemiddeld, op de andere elf vragen scoort ze lager dan gemiddeld. Met name de vraag over de strategieën waardeerde ze laag: 2 waar ge- middeld 3.88 werd gescoord. Student C scoorde nergens een 5. In de nameting scoorde student C bij de kennistoets 27 van de 42 stellingen goed; daarvan gingen zestien stellingen over schooltaal in het algemeen en elf over school- taalstimulerende strategieën. In de attitudemeting scoorde ze gemiddeld 3.27 op een 5-punts Likertschaal: op het cognitieve aspect scoorde ze gemiddeld een 3.45, op het affectieve aspect ook een 3.45 en op het zelfbeeldaspect een 2.91. Student C is in de nameting bij de kennismeting vooruitgegaan maar bij de attitudemeting scoorde ze lager. Dit komt doordat ze op het cognitieve aspect (van 3.73 naar 3.45) en het zelf- beeldaspect (van 3.45 naar 2.91) lager heeft gescoord. Op het affectieve aspect scoorde ze iets hoger (van 3.18 naar 3.45). Transcript 9.6 illustreert het schooltaalstimulerende strategiegebruik in de na- meting. In deze les wilde de student aan de leerlingen van groep 3 leren om over een tiental heen op te tellen, dus sommen zoals 2 + 9. Transcript 9.6 Rekeninstructie tijdens de nameting in groep 3/4 door student C 1 Student C Hoeveel moet ik er bij twee bij doen om tien te krijgen? 2 Student C T? 3 Leerling T Acht, één, elf. 4 Student C Zo. 5 Leerling Ja, da’s makkelijk! 9

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0