Nanke Dokter

198 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen gedrag heeft geanalyseerd, waarna ze zichzelf een doel heeft gesteld. Student B analyseerde haar schooltaalstimulerende gedrag in Bijeenkomst 5 en beschreef van twee strategieën hoe deze zichtbaar waren in haar filmfragment. In het eindproduct analyseert ze nog een keer haar schooltaalstimulerende gedrag, dit keer vanuit drie verschillende situaties. Ze noemt verschillende door haar gebruikte strategieën en geeft aan of ze gericht zijn op begrip of op productie. Ze stelt geen persoonlijke doelen. Student C analyseerde tijdens Bijeenkomst 5 haar schooltaalstimulerend gedrag en stelde zichzelf een leerdoel. In haar eindproduct beschrijft ze alleen wat ze in Bijeen- komst 5 heeft gedaan; ze stelt dan geen nieuw leerdoel. Uit de nameting blijkt dat alle drie de studenten een toename laten zien in de variatie in gebruikte schooltaal- stimulerende strategieën. De strategieën die de studenten gebruiken zijn zowel power down als power up gericht maar vaker zijn de strategieën power down . Uit de interviews blijkt dat student A en C, die zelf leerdoelen hebben gesteld, verder zijn gegaan na de interventie met het toepassen van schooltaalstimulerende strategieën in de praktijk. 9.6 Conclusie Met de gepresenteerde onderzoeksgegevens met betrekking tot de interventie kan het succes van de interventie niet duidelijk worden aangetoond. De significante groei in de kennistoetsen kan niet worden toegeschreven aan de interventie, omdat zowel de experimentele als de controlegroep deze groei lieten zien. De attitudeontwikkeling verschilde ook niet significant tussen de experimentele en de controlegroep. De gerichtheid (op begrip of productie) en power ( up of down ) van de ingezette schooltaal- stimulerende strategieën gaf geen significante verschillen tussen de voor- en nameting en tussen de groepen te zien. De experimentele groep verschilde significant van de controlegroep in zowel de voor- als de nameting in de variatie bij het inzetten van de strategieën. De toename van de variatie in strategieën gericht op begrip lijkt te kunnen worden toegeschreven aan de interventie. In de evaluaties van de docent en de studenten werd daarentegen aangegeven dat de interventie als effectief werd ervaren. De docent rekenen/wiskunde gaf aan dat de studenten bewuster omgaan met taal bij rekenen en ook met het stimuleren van het wiskundig denken door de interventie. Uit de evaluatie van de studenten bleek dat studenten die zich sterker betrokken voelden bij de interventie of die de interventie hoger waardeerden meer effecten van de interventie ervoeren: betrokkenheid en waar- dering correleerden significant met drie van de vier stellingen over ervaren effecten. Studenten die aangaven meer kennis te hebben gekregen over schooltaal, gaven ook aan meer kennis te hebben over schooltaalstimulerende strategieën, ze scoorden hoger bij de stelling over het inzien van het belang ervan en ze gaven aan beter te weten hoe ze hun eigen handelen met betrekking tot het stimuleren van schooltaal tijdens de rekenles kunnen verbeteren. Het ontbreken van effecten van de interventie kan worden veroorzaakt door het feit dat de interventie niet geheel kon worden uitgevoerd zoals bedoeld. Uit de resultaten blijkt dat de criteria met betrekking tot inhoudelijke focus en doelen en samenhang van

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0