Nanke Dokter

204 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen de interventie. De controlegroep kreeg namelijk geen aanbod over schooltaalstimu- lerende strategieën, maar over het geven van procesgerichte feedback. Het zou kunnen zijn dat het geven van procesgerichte feedback inhoudelijk verwant is aan het inzetten van schooltaalstimulerende strategieën, wat er wellicht voor gezorgd heeft dat studen- ten van de controlegroep zich op dezelfde manier ontwikkelden als de studenten van de experimentele groep. Beide groepen volgden naast dit aanbod reguliere taallessen; ook die kunnen van invloed zijn geweest op hun ontwikkeling. In de attitudemeting bleek dat beide groepen positief stonden tegenover schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën in de rekenles. Het cognitieve aspect van de attitude ten aanzien van schooltaalgebruik werd hierbij door zowel de experimentele groep als de controlegroep in zowel voor- als nameting hoger gewaardeerd dan het affectieve en zelfbeeldaspect. Aangezien beide groepen na de interventie iets hoger scoorden is ook van deze toename niet aantoonbaar dat zij een gevolg is van de interventie. Met betrekking tot het gebruik van schooltaalstimulerende strategieën werd bij studenten uit de experimentele groep na de interventie een stijgende lijn waargenomen ten aanzien van het aantal ingezette schooltaalstimulerende strategieën tijdens de rekeninstructie; bij studenten uit de controlegroep was een dalende lijn zichtbaar. Deze verschillen tussen de groepen waren echter niet significant. De interventie lijkt dus geen aantoonbare invloed te hebben gehad op de mate van inzet van schooltaalstimu- lerende strategieën. Bij de gerichtheid van de strategieën op begrip of productie werd ook geen verschil gevonden tussen de groepen. Bij het gebruik van power up of power down strategieën was te zien dat de experimentele groep bij de voormeting relatief meer power down dan power up strategieën gebruikte dan de controlegroep en na de interventie nog meer power down strategieën ging inzetten. Zowel de experimentele groep als de controlegroep lieten bij de nameting meer power up strategieën zien dan bij de voormeting. De geconstateerde verschillen waren echter niet significant; dus ook op de inzet van power up of power down strategieën heeft de interventie geen aantoonbare invloed gehad. Wel werd een significant effect gevonden bij de variatie in strategiegebruik: de experimentele groep gebruikte meer verschillende strategieën dan de controlegroep en de variatie in gebruikte schooltaalstimulerende strategieën nam nog toe na de interventie. Op de mate van gebruik van verschillende strategieën lijkt de interventie van invloed te zijn geweest. Een kanttekening bij deze resultaten is dat van de 73 studenten slechts 13 studenten (8 uit de experimentele en 5 uit de controlegroep) een video-opname van een eigen rekeninstructie aanleverden van zowel voor als na de interventie. Hierdoor is niet goed vast te stellen wat de effecten daadwerkelijk zijn geweest. Bij de evaluatie van de ervaren consequenties van de interventie is gebruik gemaakt van interviewgegevens van de docent en de studenten over hun leerproces en op- brengsten van het programma. Bij de evaluatie zijn alleen de gegevens van studenten uit de experimentele groep gebruikt, omdat zij het aanbod over schooltaalstimulerende strategieën kregen. In de evaluatie gaf de docent rekenen/wiskunde aan te hebben ervaren dat het taalbewustzijn tijdens de rekenles bij de studenten was vergroot, maar dat het stimuleren door de studenten van het wiskundig denken bij hun leerlingen nog

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0