Nanke Dokter

218 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen gegeven, maar het verschil tussen leraren onderling was daarin groot. Van leerlingen wordt uiteindelijk verwacht dat ze ook de complexe schooltaalkenmerken beheersen. Door deze kenmerken zelf minder te gebruiken, beperken leraren de kansen voor hun leerlingen om deze kenmerken te leren. De vraag wat leraren ervan weerhoudt om in hun taalaanbod complexiteit te laten zien, verdient nader onderzoek. Schooltaal en rekenen Het vak rekenen bood de context waarbinnen de rol van schooltaal is onderzocht. Taal is niet alleen het middel waarmee de rekeninstructie wordt gegeven, ze speelt ook een fundamentele rol bij het wiskundig redeneren (Ball & Bass, 2003). Om een wiskundig probleem te kunnen oplossen, moeten leerlingen het probleem eerst decontextuali- seren, waarbij hogere orde denkvaardigheden zoals redeneren vereist zijn (Mercer & Sams, 2006; Phye, 1997). Bij het verwoorden van wiskundige redeneringen hebben leerlingen specifieke, formele, wiskundetaal (of rekentaal) nodig (Caspi & Sfard, 2012; Sfard, 2001, 2012). Om op de juiste wijze effectief te kunnen deelnemen aan klassikale wiskundegesprekken moeten leerlingen de bijbehorende specifieke en formele wiskundetaal leren (Bailey, 2007; O’Malley & Chamot, 1990). Dat taal van belang is voor leerlingen bij het leren van rekenen/wiskunde staat buiten kijf; de vraag is wat er precies wordt bedoeld met wiskundetaal of rekentaal en hoe deze zich verhoudt tot schooltaal. Er zijn verschillende ideeën over de rol van taal bij de rekeninstructie. Zo blijkt dat vaktaal en schooltaal vaak worden gezien als twee naast elkaar bestaande taalregisters (bijvoorbeeld in Van den Boer & Van Eerde, 2007; Van der Leeuw e.a., 2009; Smit, 2013), met name gebaseerd op lexicale kenmerken van taal. Uit de taalkundige definitie van schooltaal zoals die in dit onderzoek is gehanteerd, blijkt dat het schooltaalconcept niet tegenover vaktaal staat, maar dat specifieke vakbegrippen passen binnen de categorie lexicale specificiteit. De vakbegrippen die in dit onderzoek zijn onderzocht horen bij het vak rekenen/wiskunde. Onderzoek zou kunnen uitwijzen of de in dit onderzoek voorgestelde beschrijving van schooltaal ook geldig is binnen andere vakken in het basisschoolcurriculum. Om het gebruik van hogere orde denkvaardigheden bij rekenen/wiskunde te kunnen toepassen is ruimte nodig tijdens de rekenles om het gebruik van het juiste taalregister te oefenen. Mercer en Littleton (2007) laten zien dat deelname van leer- lingen aan een onderwijsleergesprek de redeneervaardigheid en de totale schoolresul- taten van deze leerlingen verbetert. Zwiers (2008) stelt dat het onderhandelen over betekenissen in dialogisch georganiseerde interactie een basisaspect is van taal- verwerving. Dialogisch georganiseerde instructie lijkt dus het meest effectief voor het stimuleren van schooltaalontwikkeling. De vraag is in hoeverre de rekenlessen ruimte bieden voor het voeren van deze dialogische interactie. Er was geen onderzoek bekend naar de mogelijkheden die didactische werkvormen bieden voor het vertonen van specifiek schooltaalstimulerend gedrag tijdens de rekeninstructie. Aan experts werd daarom gevraagd in te schatten in hoeverre in de onderscheiden didactische werk- vormen schooltaalstimulerende strategieën zouden kunnen worden ingezet. De experts baseerden hun inschatting op eigen inzichten en ervaringen. Ze gaven aan dat

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0