Nanke Dokter

Slotbeschouwing 221 model bruikbaar is bij het analyseren van de effecten van een interventie bij pabo- studenten. Uit de analyse kwam echter ook naar voren dat de effecten minder groot waren dan verwacht werd. Niet alle studenten hadden de opdrachten zoals beoogd in de interventie compleet uitgevoerd. Een mogelijke verklaring hiervoor ligt in de mate waarin de ontwerpcriteria zijn gerealiseerd. Meerdere studenten gaven in de evaluatie aan dat de doelen voor hen niet helder genoeg waren en dat deze niet aansloten op de toetsing. Biggs (2012) stelt dat het belangrijk is dat doelen, leeractiviteiten en toetsing in lijn zijn met elkaar. Dat was dus voor een deel van de studenten niet het geval: ze konden de vakspecifieke doelen die gericht waren op de schooltaalstimulerende strate- gieën niet verbinden met de meer algemeen geformuleerde toetsdoelen. De vraag die in opleidingen gesteld kan worden is hoe de vakspecifieke doelen verankerd zouden kunnen worden in de leeractiviteiten en de toetsing en hoe op opleidingen deze doelen, het aanbod en de toetsing ervan in lijn gebracht kunnen worden. Een andere vraag is of het in lijn brengen van doelen, aanbod en toetsing voldoende is om de studenten allemaal ten volle aan het interventieprogramma mee te laten doen. Naast de ontwerp- criteria op het gebied van doelen en toetsing waren er nog acht ontwerpcriteria die van belang zijn bij het ontwerpen van een professionaliseringsprogramma. Zijn alle ontwerpcriteria even belangrijk voor het bereiken van een effectief leerproces bij alle studenten? Desimone (2009) noemt de inhoudelijke doelen als het meest belangrijke kenmerk. Bij de analyse van de effecten van het programma op de totale groep blijkt ook uit dit onderzoek dat duidelijke inhoudelijke doelen van belang zijn om studenten actief te laten participeren in het aanbod. Bij de nadere analyse van de drie studenten die het hele programma doorliepen zoals het bedoeld was, valt op dat een van die studenten ook moeite had met het duiden van de doelen. In het twee jaar na de interventie afgenomen interview vertelde ze dat ze had besloten verder te gaan met het gebruik van schooltaalstimulerende strategieën na het zien van de video bij de nameting, waaruit volgens haar bleek dat gebruikte schooltaalstimulerende strategieën leidden tot een verbetering van het taalgebruik van de leerlingen. Haar inhoudelijke focus ontstond dus naar aanleiding van het reflecteren op het leerlinggedrag en door de inhouden van de interventie wist ze waar ze zich op kon richten. Vanuit haar huidige leerlingpopulatie was er de urgentie om ook in het vierde studiejaar met schooltaal- stimulerende strategieën aan de slag te blijven. Een andere student ging naar aan- leiding van de interventie zelfstandig door met het leren gebruiken van de school- taalstimulerende strategieën en een derde student ging er niet verder mee door. Zij richtte haar aandacht op andere inhouden maar gaf wel aan onbewust ook verder te zijn gegaan met schooltaalstimulerende strategieën. In dit onderzoek zijn slechts drie studenten twee jaar na de interventie geïnterviewd. De resultaten geven dus niet meer dan een mogelijke indicatie van beweegredenen van studenten om zich verder te gaan verdiepen in wat er tijdens de interventie of meer algemeen tijdens de opleiding in de lessen wordt aangeboden. Longitudinaal onderzoek naar effecten van het opleidings- onderwijs zou nodig zijn om meer inzicht te bieden in de leerprocessen van pabo- studenten. Daarbij zou het belang van reflecteren op het onderwijskundig handelen als leerstrategie van pabostudenten, zoals genoemd door Clarke en Hollingsworth (2002), Sb

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0